De raffinaderijen tot 1830

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 6: Regel 6:
 
Door de bepalingen van het [[begrippenlijst#Continentaal-Stelsel|Continentaal Stelsel]] te verscherpen, had Napoleon in maart 1811 het handelsisolement werkelijk [[begrippenlijst#Hermetisch|hermetisch]] gemaakt. Tropische ruwsuiker was onbereikbaar geworden voor iedereen in het [[begrippenlijst#Keizerrijk|Keizerrijk]]. Engeland, daarentegen, haalde alle rietsuiker waar het beslag op kon leggen, naar zich toe. De Franse reactie op deze suikerschaarste was om de fabricage van suiker uit bieten te ontwikkelen door middel van onderzoek, opleiding van fabrikanten en de massale aanbouw van bieten.  
 
Door de bepalingen van het [[begrippenlijst#Continentaal-Stelsel|Continentaal Stelsel]] te verscherpen, had Napoleon in maart 1811 het handelsisolement werkelijk [[begrippenlijst#Hermetisch|hermetisch]] gemaakt. Tropische ruwsuiker was onbereikbaar geworden voor iedereen in het [[begrippenlijst#Keizerrijk|Keizerrijk]]. Engeland, daarentegen, haalde alle rietsuiker waar het beslag op kon leggen, naar zich toe. De Franse reactie op deze suikerschaarste was om de fabricage van suiker uit bieten te ontwikkelen door middel van onderzoek, opleiding van fabrikanten en de massale aanbouw van bieten.  
  
Al in 1747 was in sommige typen bieten suiker ontdekt die scheikundig gelijk leek te zijn aan rietsuiker, maar deze ontdekking had sindsdien maar heel beperkte aandacht gekregen. Napoleon bracht daar echter verandering in. Ook enkele Nederlandse raffinadeurs waren bereid om bietsuikerfabricag en -[[Begrippenlijst#Raffinage|raffinage]] ter hand te nemen, maar toen na 1813 de handelsbetrekkingen met de rest van de wereld weer normaal werden, lieten zij dit alternatief onmiddellijk weer varen, zoals verderop nader zal worden beschreven.  
+
Al in 1747 was in sommige typen [[De bietsuikerindustrie|'''bieten suiker''']] ontdekt die scheikundig gelijk leek te zijn aan rietsuiker, maar deze ontdekking had sindsdien maar heel beperkte aandacht gekregen. Napoleon bracht daar echter verandering in. Ook enkele Nederlandse raffinadeurs waren bereid om bietsuikerfabricag en -[[Begrippenlijst#Raffinage|raffinage]] ter hand te nemen, maar toen na 1813 de handelsbetrekkingen met de rest van de wereld weer normaal werden, lieten zij dit alternatief onmiddellijk weer varen, zoals verderop nader zal worden beschreven.  
 
+
Ondertussen was de hele bedrijfstak zwaar in de malaise geraakt en waarschijnlijk hebben veel raffinadeurs in die periode moeten interen op hun financiële reserves. Suikerraffinadeurs hoorden van oudsher tot de rijkere burgers van een stad, maar veel van hun kapitaal lag vast in voorraden ruwe suiker of onverkochte eindproducten. De aanvoer van ruwe suiker was namelijk beperkt tot enkele keren per jaar, als de ruwe suiker -vele maanden na de rietoogst op Java of in Zuid-Amerika- in Europa arriveerde. Telkens wanneer de schepen binnenliepen, kocht de raffinadeur zoveel in dat hij voor enkele maanden genoeg grondstof had. Volgens [[Raffinage in de eerste helft van de negentiende eeuw|'''Reisig''']] en anderen beliep het aldus vastliggend kapitaal vaak 'twee tonnen gouds.'[[Noten TIN19-1-H7#7-12|<sup>[12]</sup>]]
+
  
 +
Ondertussen was de hele bedrijfstak zwaar in de [[Begrippenlijst#Malaise|malaise]] geraakt en waarschijnlijk hebben veel raffinadeurs in die periode moeten interen op hun financiële reserves. Suikerraffinadeurs hoorden van oudsher tot de rijkere burgers van een stad, maar veel van hun kapitaal lag vast in voorraden ruwe suiker of onverkochte eindproducten. De aanvoer van ruwe suiker was namelijk beperkt tot enkele keren per jaar, als de ruwe suiker -vele maanden na de rietoogst op Java of in Zuid-Amerika- in Europa arriveerde. Telkens wanneer de schepen binnenliepen, kocht de raffinadeur zoveel in dat hij voor enkele maanden genoeg grondstof had. Volgens [[Raffinage in de eerste helft van de negentiende eeuw|'''Reisig''']] en anderen beliep het aldus vastliggend kapitaal vaak 'twee tonnen gouds.'[[Noten TIN19-1-H7#7-12|<sup>[12]</sup>]]
  
  
  
 
'''Verval'''
 
'''Verval'''
 
  
 
Na het einde van de Franse overheersing duurde het nog enkele jaren voordat de aanvoer van ruwsuiker weer op gang kwam en tegelijkertijd begonnen enkele belangrijke afnemers van geraffineerde suiker, zoals Engeland en Duitse staten, invoerrechten te heffen op de Nederlandse producten. In 1816 beschreven de Amsterdamse raffinadeurs hun toestand dan ook als
 
Na het einde van de Franse overheersing duurde het nog enkele jaren voordat de aanvoer van ruwsuiker weer op gang kwam en tegelijkertijd begonnen enkele belangrijke afnemers van geraffineerde suiker, zoals Engeland en Duitse staten, invoerrechten te heffen op de Nederlandse producten. In 1816 beschreven de Amsterdamse raffinadeurs hun toestand dan ook als
  
  '' '[vroeger] bloeyend, vervolgens bijna geheel vervallen [en tegenwoordig] in een staat van eenige ontwikkeling.' ''[[Noten TIN19-1-H7#7-13|<sup>[13]</sup>]]    [[Afbeelding:Halfweg_afvoer_zakken_bruine_suiker.jpg|thumb|left|330px|De zakken met bruine suiker verlaten de fabriek ]]
+
  '' '[vroeger] bloeyend, vervolgens bijna geheel vervallen [en tegenwoordig] in een staat van eenige ontwikkeling.' ''[[Noten TIN19-1-H7#7-13|<sup>[13]</sup>]]     
  
Tien jaar later was de hoeveelheid aangevoerde ruwe suiker nog steeds niet overdadig. In 1827 verwerkten de Amsterdamse raffinaderijen 12-14.000 ton ruwsuiker.[[Noten TIN19-1-H7#7-14|<sup>[14]</sup>]] Als men bedenkt dat er omstreeks 60 bedrijven in de hoofdstad waren, dan zal er per bedrijf, bij een gelijke verdeling van deze hoeveelheid, maar 200-250 ton zijn verwerkt. Een jaar later meldde de Amsterdamse [[begrippenlijst#Kamer van Koophandel|Kamer van Koophandel]] inderdaad dat de hele branche ernstig in verval verkeerde.
+
[[Afbeelding:Halfweg_afvoer_zakken_bruine_suiker.jpg|thumb|left|330px|De zakken met bruine suiker verlaten de fabriek ]]
  
 +
Tien jaar later was de hoeveelheid aangevoerde ruwe suiker nog steeds niet overdadig. In 1827 verwerkten de Amsterdamse raffinaderijen 12-14.000 ton ruwsuiker.[[Noten TIN19-1-H7#7-14|<sup>[14]</sup>]]
 +
Als men bedenkt dat er omstreeks 60 bedrijven in de hoofdstad waren, dan zal er per bedrijf, bij een gelijke verdeling van deze hoeveelheid, maar 200-250 ton zijn verwerkt. Een jaar later meldde de Amsterdamse [[begrippenlijst#Kamer-van-Koophandel|Kamer van Koophandel]] inderdaad dat de hele branche ernstig in verval verkeerde.
  
  
Regel 27: Regel 27:
 
'''Zwarte schimmel'''
 
'''Zwarte schimmel'''
  
 
+
Tot overmaat van ramp kregen de raffinadeurs in die jaren nog te kampen met een onverklaarbaar verschijnsel, dat hun suikerbroden bijna onverkoopbaar maakte. Donkere vlekken, stippen en strepen tastten het uiterlijk van de witte suikerbroden aan. Niemand wist waar 'het zwart in de [[Begrippenlijst#Melisse|melis]]broden' vandaan kwam en hoe het kon worden voorkomen. Ten einde raad vroegen enkele raffinadeurs aan twee scheikundigen om zich over de zaak te buigen.  
Tot overmaat van ramp kregen de raffinadeurs in die jaren nog te kampen met een onverklaarbaar verschijnsel, dat hun suikerbroden bijna onverkoopbaar maakte. Donkere vlekken, stippen en strepen tastten het uiterlijk van de witte suikerbroden aan. Niemand wist waar 'het zwart in de melisbroden' vandaan kwam en hoe het kon worden voorkomen. Ten einde raad vroegen enkele raffinadeurs aan twee scheikundigen om zich over de zaak te buigen.  
+
  
 
Na scheikundig en microscopisch onderzoek concludeerden C.M. van Dijk en A. van Beek dat het om een soort schimmel ging, die via het zogenaamde vormbakswater werd verspreid. In dat water werden de broodvormen en de gereedschappen en soms zelfs de kleren van de werklieden uitgespoeld. Het werd slechts zelden ververst en bevatte veel opgeloste suiker. Juist daarom had het [[begrippenlijst#Vormbakswater|vormbakswater]] enig nut voor de raffinadeur, want door het spoelen in dit 'vette' water kregen de suikerbroden een gladdere buitenkant dan wanneer hij de broodvormen met zuiver water schoonmaakte. Maar in de kuipen met vormbakswater troffen de onderzoekers ook dikke lagen slijm aan, wat de broedplaats voor de schimmel bleek te zijn. Toen de raffinadeurs dat voorlopig onderzoeksresultaat vernamen, hield hun medewerking vrijwel onmiddellijk op.  
 
Na scheikundig en microscopisch onderzoek concludeerden C.M. van Dijk en A. van Beek dat het om een soort schimmel ging, die via het zogenaamde vormbakswater werd verspreid. In dat water werden de broodvormen en de gereedschappen en soms zelfs de kleren van de werklieden uitgespoeld. Het werd slechts zelden ververst en bevatte veel opgeloste suiker. Juist daarom had het [[begrippenlijst#Vormbakswater|vormbakswater]] enig nut voor de raffinadeur, want door het spoelen in dit 'vette' water kregen de suikerbroden een gladdere buitenkant dan wanneer hij de broodvormen met zuiver water schoonmaakte. Maar in de kuipen met vormbakswater troffen de onderzoekers ook dikke lagen slijm aan, wat de broedplaats voor de schimmel bleek te zijn. Toen de raffinadeurs dat voorlopig onderzoeksresultaat vernamen, hield hun medewerking vrijwel onmiddellijk op.  
Regel 38: Regel 37:
  
  
'''Nederlandsche Handel-Maatschappij en overheid steken helpende hand toe'''
+
[[De Nederlandsche Handelmaatschappij|''''''Nederlandsche Handel-Maatschappij en overheid steken helpende hand toe'''''']]
  
 +
De [[begrippenlijst#Nederlandsche-Handel-Maatschappij|Nederlandsche Handel-Maatschappij]] was bij uitstek degene die door haar activiteiten de helpende hand zou kunnen bieden bij het grondstoftekort van de raffinadeurs, maar de directie had in 1825 besloten om haar ruwsuiker in Antwerpen te lossen.[[Noten TIN19-1-H7#7-16|<sup>[16]</sup>]] Aan die toestand kwam een einde toen de zuidelijke provincies besloten hun eigen weg te gaan en in 1830 het koninkrijk België te vormen. Sindsdien nam de aanvoer van met name Javaanse ruwsuiker naar Amsterdam toe.
  
De [[begrippenlijst#Nederlandsche Handel-Maatschappij|Nederlandsche Handel-Maatschappij]] was bij uitstek degene die door haar activiteiten de helpende hand zou kunnen bieden bij het grondstoftekort van de raffinadeurs, maar de directie had in 1825 besloten om haar ruwsuiker in Antwerpen te lossen.[[Noten TIN19-1-H7#7-16|<sup>[16]</sup>]] Aan die toestand kwam een einde toen de zuidelijke provincies besloten hun eigen weg te gaan en in 1830 het koninkrijk België te vormen. Sindsdien nam de aanvoer van met name Javaanse ruwsuiker naar Amsterdam toe.
+
Van staatswege was overigens al wel enige steun geboden door de bouw van het hoofdstedelijk [[begrippenlijst#Entrepôtdok|Entrepôtdok]] in 1828.[[Noten TIN19-1-H7#7-17|<sup>[17]</sup>]]  
 
+
Daar kon de handel, en ook de raffinadeur, zijn aangekochte ruwsuiker opslaan zonder er meteen [[Suikeraccijns|'''accijns''']] over te hoeven betalen. Pas wanneer een partij vanuit deze bewaakte [[begrippenlijst#Douanepakhuizen| douanepakhuizen]] naar een raffinaderij werd overgebracht, betaalde de eigenaar het verschuldigde bedrag. Dat betekende een kredietverlening door de staat, en een ontlasting van de opslagcapaciteit van de raffinaderij. Nu hoefde er niet meer ineens een voorraad suiker te worden opgeslagen waar de raffinaderij mee moest kunnen werken tot de volgende massale aanvoer van overzee.  
Van staatswege was overigens al wel enige steun geboden door de bouw van het hoofdstedelijk [[begrippenlijst#Entrepôtdok|Entrepôtdok]] in 1828.[[Noten TIN19-1-H7#7-17|<sup>[17]</sup>]] Daar kon de handel, en ook de raffinadeur, zijn aangekochte ruwsuiker opslaan zonder er meteen [[begrippenlijst#Accijns|accijns]] over te hoeven betalen. Pas wanneer een partij vanuit deze bewaakte [[begrippenlijst#Douanepakhuizen| douanepakhuizen]] naar een raffinaderij werd overgebracht, betaalde de eigenaar het verschuldigde bedrag. Dat betekende een kredietverlening door de staat, en een ontlasting van de opslagcapaciteit van de raffinaderij. Nu hoefde er niet meer ineens een voorraad suiker te worden opgeslagen waar de raffinaderij mee moest kunnen werken tot de volgende massale aanvoer van overzee.  
+
  
 
Ook de Nederlandsche Handel-Maatschappij, die na 1830 de hele aanvoer van ruwsuiker beheerste, kwam nu aan de raffinadeurs tegemoet door vijf, soms zes keer per jaar een grote suikerveiling te houden.
 
Ook de Nederlandsche Handel-Maatschappij, die na 1830 de hele aanvoer van ruwsuiker beheerste, kwam nu aan de raffinadeurs tegemoet door vijf, soms zes keer per jaar een grote suikerveiling te houden.
Regel 79: Regel 78:
 
Kolom ii: vanuit Amsterdam via de Rijn naar Duitsland vervoerd
 
Kolom ii: vanuit Amsterdam via de Rijn naar Duitsland vervoerd
 
Bron: Reesse De suikerhandel, ii, 29.
 
Bron: Reesse De suikerhandel, ii, 29.
 +
 
[[Afbeelding:Suikerbieten_wassen.jpg|thumb|right|400px|De aangevoerde suikerbieten stort men in putten, waar ze van klei ontdaan en gewassen worden]]
 
[[Afbeelding:Suikerbieten_wassen.jpg|thumb|right|400px|De aangevoerde suikerbieten stort men in putten, waar ze van klei ontdaan en gewassen worden]]
 
  
  
  
 
'''Raffinadeurs ontwikkelen weinig dynamiek'''
 
'''Raffinadeurs ontwikkelen weinig dynamiek'''
 
  
 
Het kan hier slechts als een vermoeden worden uitgesproken dat door nader onderzoek zou moeten worden onderbouwd, dat er in de Franse tijd en de periode tot ongeveer 1830 een hele generatie raffinadeurs uit de bedrijfstak verdween bij gebrek aan toekomstperspectieven en sterk geslonken financiële reserves. Van de ongeveer 60 bedrijven die in 1831 nog ruwe suiker inkochten, was al een groot deel nauwelijks meer levensvatbaar De ruwsuikeraanvoer was immers jarenlang te weinig geweest om alle bedrijven van een voldoend grote omzet te kunnen voorzien. Dat had al geleid tot een uitdunning van de bedrijfstak.  
 
Het kan hier slechts als een vermoeden worden uitgesproken dat door nader onderzoek zou moeten worden onderbouwd, dat er in de Franse tijd en de periode tot ongeveer 1830 een hele generatie raffinadeurs uit de bedrijfstak verdween bij gebrek aan toekomstperspectieven en sterk geslonken financiële reserves. Van de ongeveer 60 bedrijven die in 1831 nog ruwe suiker inkochten, was al een groot deel nauwelijks meer levensvatbaar De ruwsuikeraanvoer was immers jarenlang te weinig geweest om alle bedrijven van een voldoend grote omzet te kunnen voorzien. Dat had al geleid tot een uitdunning van de bedrijfstak.  
Regel 101: Regel 99:
 
'' 'de Suiker-raffinaderijen meestal het ongeluk [hebben] gehad van lieden tot hunne meesters te hebben die zich zeer zelden ophielden met uitvindingen of wijsgeerige aanmerkingen te maken.' ''[[Noten TIN19-1-H7#7-22|<sup>[22]</sup>]]  
 
'' 'de Suiker-raffinaderijen meestal het ongeluk [hebben] gehad van lieden tot hunne meesters te hebben die zich zeer zelden ophielden met uitvindingen of wijsgeerige aanmerkingen te maken.' ''[[Noten TIN19-1-H7#7-22|<sup>[22]</sup>]]  
  
Karakteristiek mag in dit verband ook zijn dat er na Reisigs handboek uit 1793 geen enkele uitgebreide verhandeling over het bedrijf meer van Nederlandse hand is verschenen.  
+
Karakteristiek mag in dit verband ook zijn dat er na [[Raffinage in de eerste helft van de negentiende eeuw|'''Reisigs handboek''']] uit 1793 geen enkele uitgebreide verhandeling over het bedrijf meer van Nederlandse hand is verschenen.  
  
 
Verder is het opvallend dat er tot 1869 - het jaar waarin in Nederland de octrooiwet werd afgeschaft - omstreeks 90 octrooien zijn verleend op het gebied van de suikerraffinage, die vrijwel uitsluitend van buitenlandse oorsprong waren.[[Noten TIN19-1-H7#7-23|<sup>[23]</sup>]]  
 
Verder is het opvallend dat er tot 1869 - het jaar waarin in Nederland de octrooiwet werd afgeschaft - omstreeks 90 octrooien zijn verleend op het gebied van de suikerraffinage, die vrijwel uitsluitend van buitenlandse oorsprong waren.[[Noten TIN19-1-H7#7-23|<sup>[23]</sup>]]  
  
Hoewel de Nederlandse raffinaderijen in 1830 niet zichtbaar veranderd waren sinds de tijd dat Reisig zijn verhandeling schreef, zijn er ook kleine aanwijzingen dat sommige raffinadeurs goed bijhielden welke buitenlandse voorbeelden navolging verdienden. Hier en daar werden thermometers gebruikt,[[Noten TIN19-1-H7#7-24|<sup>[24]</sup>]] terwijl de meest handboeken nog met geen woord repten over de precieze temperatuur, uitgedrukt in graden Celsius of Fahrenheit. Het stroopontkleuringsmiddel beenzwart werd in 1824 gebruikt in de raffinaderij van Van der Masch Spakler[[Noten TIN19-1-H7#7-25|<sup>[25]</sup>]] en drie jaar later werd gezegd dat dit ontkleuringsmiddel in een aantal Amsterdamse bedrijven toepassing had gevonden.[[Noten TIN19-1-H7#7-26|<sup>[26]</sup>]]
+
Hoewel de Nederlandse raffinaderijen in 1830 niet zichtbaar veranderd waren sinds de tijd dat Reisig zijn verhandeling schreef, zijn er ook kleine aanwijzingen dat sommige raffinadeurs goed bijhielden welke buitenlandse voorbeelden navolging verdienden. Hier en daar werden thermometers gebruikt,[[Noten TIN19-1-H7#7-24|<sup>[24]</sup>]]
 +
terwijl de meest handboeken nog met geen woord repten over de precieze temperatuur, uitgedrukt in graden Celsius of Fahrenheit. Het stroopontkleuringsmiddel [[Vernieuwingenin het buitenland|'''beenzwart''']] werd in 1824 gebruikt in de raffinaderij van Van der Masch Spakler[[Noten TIN19-1-H7#7-25|<sup>[25]</sup>]]  
 +
en drie jaar later werd gezegd dat dit ontkleuringsmiddel in een aantal Amsterdamse bedrijven toepassing had gevonden.[[Noten TIN19-1-H7#7-26|<sup>[26]</sup>]]

Versie op 6 apr 2008 16:51