De verbreiding van nieuwe technieken

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 3: Regel 3:
  
 
Dit betekende overigens niet dat de landbouw geen belangrijke, zelfs stuwende rol speelde in de economie. In de jaren tussen ongeveer 1840 en 1865 kon onder invloed van de snel groeiende buitenlandse, vooral Engelse vraag, de uitvoer van veehouderijprodukten sterk worden opgevoerd.[[Noten H2#2-76|<sup>[76]</sup>]] Tussen 1850 en 1880 gaf de hierdoor veroorzaakte hoogconjunctuur in de landbouw belangrijke impulsen aan de rest van de economie. Door de hoge inkomens die in de landbouw werden verdiend, nam de binnenlandse vraag naar produkten van nijverheid en dienstensector snel toe en de internationale handel en scheepvaart van Nederland profiteerde van de sterk stijgende export naar Engeland. Over het algemeen hadden deze ontwikkelingen weer een gunstig effect op de landbouw. Tal van nieuwe werktuigen werden ingevoerd, stoomgemalen werden in veel polders gebouwd en de landbouw op de zandgronden richtte zich in toenemende mate op de veehouderij.
 
Dit betekende overigens niet dat de landbouw geen belangrijke, zelfs stuwende rol speelde in de economie. In de jaren tussen ongeveer 1840 en 1865 kon onder invloed van de snel groeiende buitenlandse, vooral Engelse vraag, de uitvoer van veehouderijprodukten sterk worden opgevoerd.[[Noten H2#2-76|<sup>[76]</sup>]] Tussen 1850 en 1880 gaf de hierdoor veroorzaakte hoogconjunctuur in de landbouw belangrijke impulsen aan de rest van de economie. Door de hoge inkomens die in de landbouw werden verdiend, nam de binnenlandse vraag naar produkten van nijverheid en dienstensector snel toe en de internationale handel en scheepvaart van Nederland profiteerde van de sterk stijgende export naar Engeland. Over het algemeen hadden deze ontwikkelingen weer een gunstig effect op de landbouw. Tal van nieuwe werktuigen werden ingevoerd, stoomgemalen werden in veel polders gebouwd en de landbouw op de zandgronden richtte zich in toenemende mate op de veehouderij.
Dat in de negentiende eeuw niet opnieuw, zoals tijdens andere lange periode van hoogconjunctuur (1000-1350, 1450-1650) ernstige knelpunten in de voedselvoorziening ontstonden, moet echter vooral aan twee ontwikkelingen toegeschreven worden, die in dit hoofdstuk buiten beschouwing zijn gebleven, namelijk de opkomst van de aardappel en de [[Transportrevolutie in de tweede helft van de 19e eeuw|''''transportrevolutie'''']] die het mogelijk maakte goedkoop graan en meel uit Noord-Amerika te importeren.
+
Dat in de negentiende eeuw niet opnieuw, zoals tijdens andere lange periode van hoogconjunctuur (1000-1350, 1450-1650) ernstige knelpunten in de voedselvoorziening ontstonden, moet echter vooral aan twee ontwikkelingen toegeschreven worden, die in dit hoofdstuk buiten beschouwing zijn gebleven, namelijk de opkomst van de aardappel en de [[Transportrevolutie in de tweede helft van de 19-e eeuw|''''transportrevolutie'''']] die het mogelijk maakte goedkoop graan en meel uit Noord-Amerika te importeren.
 
Van fundamenteel belang was de verspreiding van de aardappelteelt. Eén hectare aardappelen bracht gemiddeld twee tot drie keer zoveel calorieën op als één hectare tarwe of rogge. De voedingswaarde van de 100.000 tot 130.000 ha landbouwgrond die tussen 1850 en 1880 in Nederland met consumptieaardappelen werd beteeld, zorgde globaal voor een verdubbeling van de voedingswaarde van de akkerbouw. Zonder de aardappel was de vraag naar granen zodanig gestegen dat de invoer van rogge en tarwe minstens verdrievoudigd had moeten worden - van 100 miljoen kg naar 300 miljoen kg rond 1850. [[Afbeelding:TIN19_blz68.jpg|thumb|400px|left|Aanvankelijk Een oorkonde die rijk is geïllustreerd met traditionele en moderne landbouwprodukten en -werktuigen, 1876.]]De behoefte aan granen, die een sterke stijging van de graanprijzen in jaren met een misoogst had veroorzaakt, werd iets minder groot toen consumenten in duurtejaren naar de aardappel konden uitwijken. Kortom, door de opkomst van de aardappel nam het aanbod van voedsel relatief snel toe en werd de vraag naar voedsel flexibeler en minder afhankelijk van het aanbod van broodgranen. Problemen ontstonden echter vooral toen, zoals in 1846/47, de aardappeloogst èn de graanoogst mislukten.
 
Van fundamenteel belang was de verspreiding van de aardappelteelt. Eén hectare aardappelen bracht gemiddeld twee tot drie keer zoveel calorieën op als één hectare tarwe of rogge. De voedingswaarde van de 100.000 tot 130.000 ha landbouwgrond die tussen 1850 en 1880 in Nederland met consumptieaardappelen werd beteeld, zorgde globaal voor een verdubbeling van de voedingswaarde van de akkerbouw. Zonder de aardappel was de vraag naar granen zodanig gestegen dat de invoer van rogge en tarwe minstens verdrievoudigd had moeten worden - van 100 miljoen kg naar 300 miljoen kg rond 1850. [[Afbeelding:TIN19_blz68.jpg|thumb|400px|left|Aanvankelijk Een oorkonde die rijk is geïllustreerd met traditionele en moderne landbouwprodukten en -werktuigen, 1876.]]De behoefte aan granen, die een sterke stijging van de graanprijzen in jaren met een misoogst had veroorzaakt, werd iets minder groot toen consumenten in duurtejaren naar de aardappel konden uitwijken. Kortom, door de opkomst van de aardappel nam het aanbod van voedsel relatief snel toe en werd de vraag naar voedsel flexibeler en minder afhankelijk van het aanbod van broodgranen. Problemen ontstonden echter vooral toen, zoals in 1846/47, de aardappeloogst èn de graanoogst mislukten.
 
De tweede ontwikkeling, die definitief een eind maakte aan de spanning tussen bevolking en voedselproduktie, was de snelle groei van de aanvoer van Amerikaans graan na ongeveer 1870. Door technische ontwikkelingen in het transportsysteem - de aanleg van de spoorwegen in de Verenigde Staten en de opkomst van de stoomvaart over de Atlantische Oceaan - werden de transportkosten vrij plotseling zeer sterk verlaagd, waardoor het rendabel werd om tarwe en maïs vanuit de Verenigde Staten naar Europa te exporteren. De produktiekosten waren door de roofbouw die ginds werd gepleegd op de net ontgonnen landbouwgronden bovendien zeer laag. Vanaf halverwege de jaren zeventig werd de Europese markt overspoeld met goedkoop Amerikaans graan, waardoor de landbouw in grote problemen kwam: het begin van de bekende '[[begrippenlijst#Depressie|agrarische depressie]]' van het laatste kwart van de negentiende eeuw - die overigens in Nederland pas na 1880 inzette.
 
De tweede ontwikkeling, die definitief een eind maakte aan de spanning tussen bevolking en voedselproduktie, was de snelle groei van de aanvoer van Amerikaans graan na ongeveer 1870. Door technische ontwikkelingen in het transportsysteem - de aanleg van de spoorwegen in de Verenigde Staten en de opkomst van de stoomvaart over de Atlantische Oceaan - werden de transportkosten vrij plotseling zeer sterk verlaagd, waardoor het rendabel werd om tarwe en maïs vanuit de Verenigde Staten naar Europa te exporteren. De produktiekosten waren door de roofbouw die ginds werd gepleegd op de net ontgonnen landbouwgronden bovendien zeer laag. Vanaf halverwege de jaren zeventig werd de Europese markt overspoeld met goedkoop Amerikaans graan, waardoor de landbouw in grote problemen kwam: het begin van de bekende '[[begrippenlijst#Depressie|agrarische depressie]]' van het laatste kwart van de negentiende eeuw - die overigens in Nederland pas na 1880 inzette.

Versie op 10 sep 2007 17:55