De verbreiding van nieuwe technieken

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 1: Regel 1:
 
De geanalyseerde innovaties hebben een aantal zaken met elkaar gemeen. De vindingen kwamen steeds van elders _ Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Op agrarisch gebied was Nederland in deze periode een land van technologische diffusie. Ook voor andere (machinale) innovaties, zoals de stoomdorsmachine, zaai- en maaimachines, hooiwerktuigen, karnmachines en het stoomgemaal, gold dit.  Hereboeren en landbouwkundigen speelden een belangrijke rol in de verspreiding van deze nieuwe werktuigen en machines. Zij maakten daarbij gebruik van de middelen die de tweede hervormingsbeweging hen gaf: de organisaties van de provinciale landbouwmaatschappijen en de verschillende landbouwperiodieken. Om zich als pionier te kunnen etaleren, brachten hereboeren met graagte verslag uit van hun experimenten _ vermoedelijk was dit een niet onbelangrijk motief achter hun activiteiten. We moeten echter oppassen de rol van deze heren en van de door hen geïntroduceerde vernieuwingen te overschatten. De enige bronnen waar we over beschikken, de landbouwverslagen en -periodieken, zijn juist door hen volgeschreven om hun eigen rol meer glans te verlenen. De bronnen zwijgen haast over de manier waarop technische veranderingen verliepen in het kleinbedrijf, dat zo dominant was in de Nederlandse landbouw. Het is aannemelijk dat de opkomst en verspreiding van de aardappelteelt in de negentiende eeuw veel belangrijker is geweest dan de drie hier besproken innovaties, maar daarover vinden we in deze bronnen veel minder informatie. Uit het voorgaande blijkt dat landbouwkundigen als Staring of hereboeren als Amersfoordt weinig oog hadden voor de problemen waar de kleinere boeren werkelijk mee worstelden en dat een flink deel van hun enthousiasme voor vernieuwing niet heeft bijgedragen aan de oplossing van deze problemen.
 
De geanalyseerde innovaties hebben een aantal zaken met elkaar gemeen. De vindingen kwamen steeds van elders _ Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Op agrarisch gebied was Nederland in deze periode een land van technologische diffusie. Ook voor andere (machinale) innovaties, zoals de stoomdorsmachine, zaai- en maaimachines, hooiwerktuigen, karnmachines en het stoomgemaal, gold dit.  Hereboeren en landbouwkundigen speelden een belangrijke rol in de verspreiding van deze nieuwe werktuigen en machines. Zij maakten daarbij gebruik van de middelen die de tweede hervormingsbeweging hen gaf: de organisaties van de provinciale landbouwmaatschappijen en de verschillende landbouwperiodieken. Om zich als pionier te kunnen etaleren, brachten hereboeren met graagte verslag uit van hun experimenten _ vermoedelijk was dit een niet onbelangrijk motief achter hun activiteiten. We moeten echter oppassen de rol van deze heren en van de door hen geïntroduceerde vernieuwingen te overschatten. De enige bronnen waar we over beschikken, de landbouwverslagen en -periodieken, zijn juist door hen volgeschreven om hun eigen rol meer glans te verlenen. De bronnen zwijgen haast over de manier waarop technische veranderingen verliepen in het kleinbedrijf, dat zo dominant was in de Nederlandse landbouw. Het is aannemelijk dat de opkomst en verspreiding van de aardappelteelt in de negentiende eeuw veel belangrijker is geweest dan de drie hier besproken innovaties, maar daarover vinden we in deze bronnen veel minder informatie. Uit het voorgaande blijkt dat landbouwkundigen als Staring of hereboeren als Amersfoordt weinig oog hadden voor de problemen waar de kleinere boeren werkelijk mee worstelden en dat een flink deel van hun enthousiasme voor vernieuwing niet heeft bijgedragen aan de oplossing van deze problemen.
 
Technologische ontwikkelingen in de Nederlandse landbouw in de periode tot ca 1890 verliepen nog steeds betrekkelijk langzaam, zoals ook blijkt uit een analyse van de groei van de landbouwproduktie in deze jaren. Tussen 1810 en 1850 hield de toename van de landbouwproduktie de bevolkingsgroei niet bij en na 1850 was het positieve verschil met de bevolkingsgroei nog steeds zeer klein (tabel 2.2.). De produktiviteit ontwikkelde zich na 1850 relatief gunstig: de produktie per arbeider nam, na een forse daling tussen 1810 en 1850, na 1850 belangrijk toe, en de groei van de produktie per hectare versnelde belangrijk na 1850. Maar van een <groene revolutie> was nog geen sprake; een dergelijke doorbraak zou in Nederland pas na 1880, in sommige sectoren van de landbouw zelfs na 1890 volgen.  
 
Technologische ontwikkelingen in de Nederlandse landbouw in de periode tot ca 1890 verliepen nog steeds betrekkelijk langzaam, zoals ook blijkt uit een analyse van de groei van de landbouwproduktie in deze jaren. Tussen 1810 en 1850 hield de toename van de landbouwproduktie de bevolkingsgroei niet bij en na 1850 was het positieve verschil met de bevolkingsgroei nog steeds zeer klein (tabel 2.2.). De produktiviteit ontwikkelde zich na 1850 relatief gunstig: de produktie per arbeider nam, na een forse daling tussen 1810 en 1850, na 1850 belangrijk toe, en de groei van de produktie per hectare versnelde belangrijk na 1850. Maar van een <groene revolutie> was nog geen sprake; een dergelijke doorbraak zou in Nederland pas na 1880, in sommige sectoren van de landbouw zelfs na 1890 volgen.  
 
Tabel 2.2: De gemiddelde jaarlijkse groei van de landbouwproduktie en de produktiviteit in 1810-50 en 1850-80 (percentages).
 
 
 
 
1810-50 1850-80
 
 
 
 
landbouwproduktie 0.6 1.0
 
 
arbeidsproduktiviteit -0.2 0.5
 
 
produktie per ha 0.4 0.8
 
 
totale bevolking 0.8 0.9
 
 
 
 
Bron: Van Zanden, Economische ontwikkeling, 133-9.
 
  
 
Dit betekende overigens niet dat de landbouw geen belangrijke, zelfs stuwende rol speelde in de economie. In de jaren tussen ongeveer 1840 en 1865 kon onder invloed van de snel groeiende buitenlandse, vooral Engelse vraag, de uitvoer van veehouderijprodukten sterk worden opgevoerd.  Tussen 1850 en 1880 gaf de hierdoor veroorzaakte hoogconjunctuur in de landbouw belangrijke impulsen aan de rest van de economie. Door de hoge inkomens die in de landbouw werden verdiend, nam de binnenlandse vraag naar produkten van nijverheid en dienstensector snel toe en de internationale handel en scheepvaart van Nederland profiteerde van de sterk stijgende export naar Engeland. Over het algemeen hadden deze ontwikkelingen weer een gunstig effect op de landbouw. Tal van nieuwe werktuigen werden ingevoerd, stoomgemalen werden in veel polders gebouwd en de landbouw op de zandgronden richtte zich in toenemende mate op de veehouderij.
 
Dit betekende overigens niet dat de landbouw geen belangrijke, zelfs stuwende rol speelde in de economie. In de jaren tussen ongeveer 1840 en 1865 kon onder invloed van de snel groeiende buitenlandse, vooral Engelse vraag, de uitvoer van veehouderijprodukten sterk worden opgevoerd.  Tussen 1850 en 1880 gaf de hierdoor veroorzaakte hoogconjunctuur in de landbouw belangrijke impulsen aan de rest van de economie. Door de hoge inkomens die in de landbouw werden verdiend, nam de binnenlandse vraag naar produkten van nijverheid en dienstensector snel toe en de internationale handel en scheepvaart van Nederland profiteerde van de sterk stijgende export naar Engeland. Over het algemeen hadden deze ontwikkelingen weer een gunstig effect op de landbouw. Tal van nieuwe werktuigen werden ingevoerd, stoomgemalen werden in veel polders gebouwd en de landbouw op de zandgronden richtte zich in toenemende mate op de veehouderij.

Versie op 20 apr 2007 10:10