De verbreiding van nieuwe technieken

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 5: Regel 5:
 
Dat in de negentiende eeuw niet opnieuw, zoals tijdens andere lange periode van hoogconjunctuur (1000-1350, 1450-1650) ernstige knelpunten in de voedselvoorziening ontstonden, moet echter vooral aan twee ontwikkelingen toegeschreven worden, die in dit hoofdstuk buiten beschouwing zijn gebleven, namelijk de opkomst van de aardappel en de <transportrevolutie> die het mogelijk maakte goedkoop graan en meel uit Noord-Amerika te importeren.
 
Dat in de negentiende eeuw niet opnieuw, zoals tijdens andere lange periode van hoogconjunctuur (1000-1350, 1450-1650) ernstige knelpunten in de voedselvoorziening ontstonden, moet echter vooral aan twee ontwikkelingen toegeschreven worden, die in dit hoofdstuk buiten beschouwing zijn gebleven, namelijk de opkomst van de aardappel en de <transportrevolutie> die het mogelijk maakte goedkoop graan en meel uit Noord-Amerika te importeren.
 
Van fundamenteel belang was de verspreiding van de aardappelteelt. Eén hectare aardappelen bracht gemiddeld twee tot drie keer zoveel calorieën op als één hectare tarwe of rogge. De voedingswaarde van de 100.000 tot 130.000 ha landbouwgrond die tussen 1850 en 1880 in Nederland met consumptieaardappelen werd beteeld, zorgde globaal voor een verdubbeling van de voedingswaarde van de akkerbouw. Zonder de aardappel was de vraag naar granen zodanig gestegen dat de invoer van rogge en tarwe minstens verdrievoudigd had moeten worden _ van 100 miljoen kg naar 300 miljoen kg rond 1850. De behoefte aan granen, die een sterke stijging van de graanprijzen in jaren met een misoogst had veroorzaakt, werd iets minder groot toen consumenten in duurtejaren naar de aardappel konden uitwijken. Kortom, door de opkomst van de aardappel nam het aanbod van voedsel relatief snel toe en werd de vraag naar voedsel flexibeler en minder afhankelijk van het aanbod van broodgranen. Problemen ontstonden echter vooral toen, zoals in 1846/47, de aardappeloogst èn de graanoogst mislukten.
 
Van fundamenteel belang was de verspreiding van de aardappelteelt. Eén hectare aardappelen bracht gemiddeld twee tot drie keer zoveel calorieën op als één hectare tarwe of rogge. De voedingswaarde van de 100.000 tot 130.000 ha landbouwgrond die tussen 1850 en 1880 in Nederland met consumptieaardappelen werd beteeld, zorgde globaal voor een verdubbeling van de voedingswaarde van de akkerbouw. Zonder de aardappel was de vraag naar granen zodanig gestegen dat de invoer van rogge en tarwe minstens verdrievoudigd had moeten worden _ van 100 miljoen kg naar 300 miljoen kg rond 1850. De behoefte aan granen, die een sterke stijging van de graanprijzen in jaren met een misoogst had veroorzaakt, werd iets minder groot toen consumenten in duurtejaren naar de aardappel konden uitwijken. Kortom, door de opkomst van de aardappel nam het aanbod van voedsel relatief snel toe en werd de vraag naar voedsel flexibeler en minder afhankelijk van het aanbod van broodgranen. Problemen ontstonden echter vooral toen, zoals in 1846/47, de aardappeloogst èn de graanoogst mislukten.
De tweede ontwikkeling, die definitief een eind maakte aan de spanning tussen bevolking en voedselproduktie, was de snelle groei van de aanvoer van Amerikaans graan na ongeveer 1870. Door technische ontwikkelingen in het transportsysteem _ de aanleg van de spoorwegen in de Verenigde Staten en de opkomst van de stoomvaart over de Atlantische Oceaan _ werden de transportkosten vrij plotseling zeer sterk verlaagd, waardoor het rendabel werd om tarwe en maïs vanuit de Verenigde Staten naar Europa te exporteren. De produktiekosten waren door de roofbouw die ginds werd gepleegd op de net ontgonnen landbouwgronden bovendien zeer laag. Vanaf halverwege de jaren zeventig werd de Europese markt overspoeld met goedkoop Amerikaans graan, waardoor de landbouw in grote problemen kwam: het begin van de bekende <agrarische depressie> van het laatste kwart van de negentiende eeuw _ die overigens in Nederland pas na 1880 inzette. Hoe de landbouw reageerde op de daling van de afzetprijzen en hoe, mede dankzij een aantal initiatieven van de overheid, een nieuw innovatie-systeem ontstond, waarin vernieuwingen zich verspreidden door de activiteiten van professionele landbouwvoorlichters, is echter een verhaal, dat in de serie delen over de twintigste eeuw aan de orde komt.
+
De tweede ontwikkeling, die definitief een eind maakte aan de spanning tussen bevolking en voedselproduktie, was de snelle groei van de aanvoer van Amerikaans graan na ongeveer 1870. Door technische ontwikkelingen in het transportsysteem _ de aanleg van de spoorwegen in de Verenigde Staten en de opkomst van de stoomvaart over de Atlantische Oceaan _ werden de transportkosten vrij plotseling zeer sterk verlaagd, waardoor het rendabel werd om tarwe en maïs vanuit de Verenigde Staten naar Europa te exporteren. De produktiekosten waren door de roofbouw die ginds werd gepleegd op de net ontgonnen landbouwgronden bovendien zeer laag. Vanaf halverwege de jaren zeventig werd de Europese markt overspoeld met goedkoop Amerikaans graan, waardoor de landbouw in grote problemen kwam: het begin van de bekende <agrarische depressie> van het laatste kwart van de negentiende eeuw _ die overigens in Nederland pas na 1880 inzette.

Versie op 30 mei 2007 11:37