De warme snack

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
 
Regel 1: Regel 1:
Omdat Unilever de snackmarkt beschouwde als een veelbelovende groeimarkt, besloot ze door te gaan. Het concern besloot tevens zich zowel te richten op de ontwikkeling en marketing van traditionele snacks als chips en noten als op snack-food, bijvoorbeeld loempia’s en kroketten. De totstandkoming van koelketens van fabriek tot consument maakte het langzamerhand ook mogelijk voorgebakken, diepgevroren vleessnacks voor bereiding en consumptie thuis af te zetten. Verder werd besloten de snackontwikkeling niet meer centraal te sturen, maar vanuit diverse nationale locaties te coördineren om beter aan te sluiten met nationale smaakvoorkeuren.  Dit was niet altijd gemakkelijk, zoals bleek toen Unox te Oss de productie voorbereidde van vleeskroketten, loempia’s en saucijzenbroodjes voor huishoudelijk gebruik. Unox werkte hierbij samen met het Unilever Research Laboratory te Colworth House. De samenwerking met het Britse onderzoekslaboratorium liep niet altijd soepel vanwege de verschillende nationale smaken, eetgewoonten en voorkeuren. ‘(…) but quite frankly we do not think the samples shown were suitable for testing in Holland. How can we let you know what the end result should be like? Either you will have to come here on a cafetaria-crawl, or somebody will have to take frozen ones to Colworth’ zo berichtte een Unox-functionaris aan Londen.  Om meer grip te krijgen op de nationale markt, ging Unilever uiteindelijk ook over tot het opkopen van bestaande bedrijven, zoals Mora in 1979. Mora had veel succes met de distributie van voorgebakken en diepgevroren vleessnacks via de supermarkt. Als zo vaak in de voedingsmiddelensector, betrof het hier een familiebedrijf met een regionaal karakter. Het bedrijf was in 1960 gestart door de slager M. Mourmans, die op een bakfiets kroketten en gehaktballen rondbracht bij de plaatselijke horeca. Mora kende  de snackmarkt op basis van afzet via cafetaria’s, (sport)kantines, bedrijfsrestaurants en benzinestations en vormde daarom een aantrekkelijk bedrijf voor Unilever. De overname van Mora paste ook in de lijn van het Project Earl, dat in juni 1978 door Unilevers Frozen Foods Co-ordination was gelanceerd. In dit kader waren nieuwe diepvriessnacks speerpunt in een beleid dat erop was gericht om in te spelen op toenemende snackconsumptie ten koste van de traditionele hoofdmaaltijden. Een ander doel van Project Earl was om andere vernieuwers op de markt van diepvriessnacks, dikwijls kleine lokale producenten, de wind uit de zeilen te nemen.   
+
Omdat Unilever de snackmarkt beschouwde als een veelbelovende groeimarkt, besloot ze door te gaan. Het concern besloot tevens zich zowel te richten op de ontwikkeling en marketing van traditionele snacks als chips en noten als op snack-food, bijvoorbeeld loempia’s en kroketten. De totstandkoming van koelketens van fabriek tot consument maakte het langzamerhand ook mogelijk voorgebakken, diepgevroren vleessnacks voor bereiding en consumptie thuis af te zetten. Verder werd besloten de snackontwikkeling niet meer centraal te sturen, maar vanuit diverse nationale locaties te coördineren om beter aan te sluiten met nationale smaakvoorkeuren.  Dit was niet altijd gemakkelijk, zoals bleek toen Unox te Oss de productie voorbereidde van vleeskroketten, loempia’s en saucijzenbroodjes voor huishoudelijk gebruik. Unox werkte hierbij samen met het Unilever Research Laboratory te Colworth House. Om meer grip te krijgen op de nationale markt, ging Unilever uiteindelijk ook over tot het opkopen van bestaande bedrijven, zoals Mora in 1979. Mora had veel succes met de distributie van voorgebakken en diepgevroren vleessnacks via de supermarkt. Als zo vaak in de voedingsmiddelensector, betrof het hier een familiebedrijf met een regionaal karakter. Het bedrijf was in 1960 gestart door de slager M. Mourmans, die op een bakfiets kroketten en gehaktballen rondbracht bij de plaatselijke horeca. Mora kende  de snackmarkt op basis van afzet via cafetaria’s, (sport)kantines, bedrijfsrestaurants en benzinestations en vormde daarom een aantrekkelijk bedrijf voor Unilever. De overname van Mora paste ook in de lijn van het Project Earl, dat in juni 1978 door Unilevers Frozen Foods Co-ordination was gelanceerd. In dit kader waren nieuwe diepvriessnacks speerpunt in een beleid dat erop was gericht om in te spelen op toenemende snackconsumptie ten koste van de traditionele hoofdmaaltijden. Een ander doel van Project Earl was om andere vernieuwers op de markt van diepvriessnacks, dikwijls kleine lokale producenten, de wind uit de zeilen te nemen.   
  
 
Na het debacle in Rotterdam richtte Unilever zich in de jaren zeventig op de ontwikkeling van een ‘tweede generatie’ snacks bestaande uit snack food en vernieuwde aardappel- en notensnacks. De benodigde R&D in Nederland werd verricht door ‘pindabedrijf’ en Unileverdochter Calvé-De Betuwe, een dochterbedrijf van Unilever. Het marktaandeel van noten in de Nederlandse snackmarkt was traditioneel groot. Ondanks de concurrentie van chips bedroeg het aandeel van noten in de totale Nederlandse snackconsumptie in 1970 33%. De belangrijkste merken in Nederland aan het begin van de jaren zeventig waren Duyvis en Albert Heijn (met beide een marktaandeel van 30%) en Calvé (met een marktaandeel van 14%).  
 
Na het debacle in Rotterdam richtte Unilever zich in de jaren zeventig op de ontwikkeling van een ‘tweede generatie’ snacks bestaande uit snack food en vernieuwde aardappel- en notensnacks. De benodigde R&D in Nederland werd verricht door ‘pindabedrijf’ en Unileverdochter Calvé-De Betuwe, een dochterbedrijf van Unilever. Het marktaandeel van noten in de Nederlandse snackmarkt was traditioneel groot. Ondanks de concurrentie van chips bedroeg het aandeel van noten in de totale Nederlandse snackconsumptie in 1970 33%. De belangrijkste merken in Nederland aan het begin van de jaren zeventig waren Duyvis en Albert Heijn (met beide een marktaandeel van 30%) en Calvé (met een marktaandeel van 14%).  

Versie op 12 apr 2007 15:09