Een nieuwe koeltechniek een nieuw produkt

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 7: Regel 7:
 
Vervolgens zou Jurgens toegang hebben gekregen tot de fabriek en eindelijk het raadsel hebben opgelost, dat school in het gebruik van de koudwater koeling. Gezegd moet worden dat het feit dat deze methode van koeling al in 1876 werd toegepast in de Verenigde Staten, de geloofwaardigheid van de anekdote niet ten goede komt.[[Noten TIN19-1-H5#5-68|<sup>[68]</sup>]]  Voor Jurgens was de koudwater koeling echter een stuk moeilijker in de praktijk te brengen dan voor Pellerin. Het was hetzelfde probleem waar ook de Friese botermaaksters voor stonden, namelijk het [[De commissie Pasma|'''gebrek aan ijs''']]. Aanvankelijk waren er drie mogelijkheden. De fabrikant bouwde een ijskelder, waar hij een jaarvoorraad ijs kon bewaren. Dit deed bijvoorbeeld de firma Muller in Goor.[[Noten TIN19-1-H5#5-69|<sup>[69]</sup>]]  Of de fabrikant ging ertoe over in de zomer blokijs te importeren uit Scandinavië, zoals Alberts uit Middelburg deed.[[Noten TIN19-1-H5#5-70|<sup>[70]</sup>]]  Een laatste oplossing was het kopen van ijs bij Nederlandse fabrieken die het zelf maakten, zoals bierbrouwer [[Koeling in de Nederlandse brouwerijen|'''Heineken''']].
 
Vervolgens zou Jurgens toegang hebben gekregen tot de fabriek en eindelijk het raadsel hebben opgelost, dat school in het gebruik van de koudwater koeling. Gezegd moet worden dat het feit dat deze methode van koeling al in 1876 werd toegepast in de Verenigde Staten, de geloofwaardigheid van de anekdote niet ten goede komt.[[Noten TIN19-1-H5#5-68|<sup>[68]</sup>]]  Voor Jurgens was de koudwater koeling echter een stuk moeilijker in de praktijk te brengen dan voor Pellerin. Het was hetzelfde probleem waar ook de Friese botermaaksters voor stonden, namelijk het [[De commissie Pasma|'''gebrek aan ijs''']]. Aanvankelijk waren er drie mogelijkheden. De fabrikant bouwde een ijskelder, waar hij een jaarvoorraad ijs kon bewaren. Dit deed bijvoorbeeld de firma Muller in Goor.[[Noten TIN19-1-H5#5-69|<sup>[69]</sup>]]  Of de fabrikant ging ertoe over in de zomer blokijs te importeren uit Scandinavië, zoals Alberts uit Middelburg deed.[[Noten TIN19-1-H5#5-70|<sup>[70]</sup>]]  Een laatste oplossing was het kopen van ijs bij Nederlandse fabrieken die het zelf maakten, zoals bierbrouwer [[Koeling in de Nederlandse brouwerijen|'''Heineken''']].
 
De genoemde methodes waren ontegenzeggelijk duur en meestal ook erg omslachtig. Alleen margarinefabrikanten die over voldoende middelen beschikten, konden besluiten om zelf een ijsmachine aan te schaffen. Dat waren grote uitgaven, want behalve de dure ijsmachine was er ook veel [[De pioniers van de margarineindustrie|'''extra energie''']] nodig. In 1880 kocht Jurgens een koelmachine met een 65pk stoomwerktuig om de koelvloeistof onder druk te houden.[[Noten TIN19-1-H5#5-71|<sup>[71]</sup>]]  Nog in 1883 moest hij echter bij Heineken extra ijs kopen.[[Noten TIN19-1-H5#5-72|<sup>[72]</sup>]]  Ondanks de prijs en de omvang van machine met bijbehoren, waren ook anderen in machinale koeling geïnteresseerd. In 1886 hadden in ieder geval de volgende [[De andere pioniers: de outsiders|'''bedrijven''']] de beschikking over een ijs  en koelmachine: Van den Bergh, Jurgens en Meijer van Leeuwen uit Oss, Albers uit Dordrecht, Timmerman uit Nijmegen en Alberts uit Middelburg. Drie jaar later kreeg de firma J.A. van den Bosch in Alkmaar toestemming tot het plaatsen van een inrichting 'tot het maken van ijs of het verkoelen van water'.[[Noten TIN19-1-H5#5-73|<sup>[73]</sup>]] Deze ijsmachine kon 500 kg ijs per uur produceren. Een aantal fabrikanten, waaronder Timmermans uit Nijmegen, kocht ijs  en koelmachines van Pontifex & Wood uit Londen. De machine van Timmermans bijvoorbeeld had een capaciteit van meer dan 10.000 liter ijskoud water per uur.
 
De genoemde methodes waren ontegenzeggelijk duur en meestal ook erg omslachtig. Alleen margarinefabrikanten die over voldoende middelen beschikten, konden besluiten om zelf een ijsmachine aan te schaffen. Dat waren grote uitgaven, want behalve de dure ijsmachine was er ook veel [[De pioniers van de margarineindustrie|'''extra energie''']] nodig. In 1880 kocht Jurgens een koelmachine met een 65pk stoomwerktuig om de koelvloeistof onder druk te houden.[[Noten TIN19-1-H5#5-71|<sup>[71]</sup>]]  Nog in 1883 moest hij echter bij Heineken extra ijs kopen.[[Noten TIN19-1-H5#5-72|<sup>[72]</sup>]]  Ondanks de prijs en de omvang van machine met bijbehoren, waren ook anderen in machinale koeling geïnteresseerd. In 1886 hadden in ieder geval de volgende [[De andere pioniers: de outsiders|'''bedrijven''']] de beschikking over een ijs  en koelmachine: Van den Bergh, Jurgens en Meijer van Leeuwen uit Oss, Albers uit Dordrecht, Timmerman uit Nijmegen en Alberts uit Middelburg. Drie jaar later kreeg de firma J.A. van den Bosch in Alkmaar toestemming tot het plaatsen van een inrichting 'tot het maken van ijs of het verkoelen van water'.[[Noten TIN19-1-H5#5-73|<sup>[73]</sup>]] Deze ijsmachine kon 500 kg ijs per uur produceren. Een aantal fabrikanten, waaronder Timmermans uit Nijmegen, kocht ijs  en koelmachines van Pontifex & Wood uit Londen. De machine van Timmermans bijvoorbeeld had een capaciteit van meer dan 10.000 liter ijskoud water per uur.
In de jaren tachtig had de margarine industrie in Nederland een hoge vlucht genomen en met succes vond de nieuwe 'butterine' haar weg naar de Engelse markt. Voor een groot gedeelte ging dit ten koste van de export van natuurboter en de protesten van boeren en boterhandelaren tegen deze concurrent werden steeds luider. Hun verwijt was dat de nieuwe industrie niet met eerlijke middelen streed en door middel van knoeierijen de handel voor de boter kapot maakte. In navolging van de omringende landen werd ook in Nederland in toenemende mate aangedrongen op wettelijke maatregelen.
+
In de jaren tachtig had de margarine industrie in Nederland een hoge vlucht genomen en met succes vond de nieuwe 'butterine' haar weg naar de Engelse markt. Voor een groot gedeelte ging dit ten koste van de export van natuurboter en de protesten van boeren en boterhandelaren tegen deze concurrent werden steeds luider. Hun verwijt was dat de nieuwe industrie niet met eerlijke middelen streed en door middel van knoeierijen de handel voor de boter kapot maakte. In navolging van de omringende landen werd ook in Nederland in toenemende mate aangedrongen op [[De boterwet van 1889|'''wettelijke maatregelen''']].

Versie op 4 okt 2007 17:33