Het industrieel grootbedrijf

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 1: Regel 1:
[[Afbeelding:Suikerbietenpulp_1928.jpg|thumb|left|260px|Suikerbietenpulp, dit dient als veevoer]]Tot in de jaren '60 bleef de Amsterdamse raffinage-industrie bestaan uit enkele gestage groeiers, enkele kleinere bedrijven met stoominstallaties, en een handvol [[begrippenlijst#Raffinaderij|raffinaderijen]]die op de oude wijze kleine hoeveelheden suiker produceerden. Deze laatste legden zich toe op kleine specialiteiten, zoals [[begrippenlijst#Kandij|kandij]], waarvoor zij een beperkte kring vaste afnemers hadden.[[Noten H2#2-80|<sup>[80]</sup>]]  
+
[[Afbeelding:Suikerbietenpulp_1928.jpg|thumb|left|260px|Suikerbietenpulp, dit dient als veevoer]]Tot in de jaren '60 bleef de Amsterdamse raffinage-industrie bestaan uit enkele gestage groeiers, enkele kleinere bedrijven met stoominstallaties, en een handvol [[begrippenlijst#Raffinaderij|raffinaderijen]]die op de oude wijze kleine hoeveelheden suiker produceerden. Deze laatste legden zich toe op kleine specialiteiten, zoals [[begrippenlijst#Kandij|kandij]], waarvoor zij een beperkte kring vaste afnemers hadden.[[Noten TIN19-1-H7#7-80|<sup>[80]</sup>]]  
 
In technisch opzicht zijn er weinig spectaculaire veranderingen meer te signaleren. Voor de grote ondernemingen was het een kwestie van geleidelijke optimalisering van de produktie met de middelen die vanuit het buitenland beschikbaar kwamen. Die optimalisering kon betrekking hebben op de verkleining van het fabrieksverlies, nog zuiverder produkten, verlaging van de produktiekosten.
 
In technisch opzicht zijn er weinig spectaculaire veranderingen meer te signaleren. Voor de grote ondernemingen was het een kwestie van geleidelijke optimalisering van de produktie met de middelen die vanuit het buitenland beschikbaar kwamen. Die optimalisering kon betrekking hebben op de verkleining van het fabrieksverlies, nog zuiverder produkten, verlaging van de produktiekosten.
Eind jaren '50 werd nog een tijds- en ruimtebesparende vernieuwing ingevoerd: de centrifuge. In plaats van de suikerkristallen heel langzaam te reinigen met doorsijpelend water, kon men ze ook schooncentrifugeren. Dan werden de stroopdelen weggeslingerd van de kristallen, wat een enorme tijdwinst opleverde en bovendien veel minder zolderruimte voor duizenden traag uitlekkende [[begrippenlijst#Suikervorm|suikervormen]] vereiste. De gecentrifugeerde suiker had echter niet de superieure kwaliteit van echte [[begrippenlijst#Broodsuiker|broodsuiker]] en de losse suiker werd ook niet door alle afnemers verkozen boven de grote, [[begrippenlijst#kegelvormige suikerbroden|kegelvormige suikerbroden]]. Die karakteristieke produkten werden dan ook tot na de eeuwwisseling in grote hoeveelheden gemaakt. In 1859 werden de eerste centrifuges bij Beuker & Hulshoff in gebruik genomen, Spakler & Tetterode en de Hollandsche Suikerraffinaderij volgden in 1862 resp. 1867.[[Noten H2#2-81|<sup>[81]</sup>]]     
+
Eind jaren '50 werd nog een tijds- en ruimtebesparende vernieuwing ingevoerd: de centrifuge. In plaats van de suikerkristallen heel langzaam te reinigen met doorsijpelend water, kon men ze ook schooncentrifugeren. Dan werden de stroopdelen weggeslingerd van de kristallen, wat een enorme tijdwinst opleverde en bovendien veel minder zolderruimte voor duizenden traag uitlekkende [[begrippenlijst#Suikervorm|suikervormen]] vereiste. De gecentrifugeerde suiker had echter niet de superieure kwaliteit van echte [[begrippenlijst#Broodsuiker|broodsuiker]] en de losse suiker werd ook niet door alle afnemers verkozen boven de grote, [[begrippenlijst#kegelvormige suikerbroden|kegelvormige suikerbroden]]. Die karakteristieke produkten werden dan ook tot na de eeuwwisseling in grote hoeveelheden gemaakt. In 1859 werden de eerste centrifuges bij Beuker & Hulshoff in gebruik genomen, Spakler & Tetterode en de Hollandsche Suikerraffinaderij volgden in 1862 resp. 1867.[[Noten TIN19-1-H7#7-81|<sup>[81]</sup>]]     
[[In de jaren '60 kende de raffinagesector geheel nieuwe verhoudingen dan twee decennia eerder. In dertig jaar tijd had de hele raffinagebedrijfstak een ontwikkeling doorgemaakt van een kleinschalige, ambachtelijke nijverheid naar industrieel grootbedrijf. De nv Nederlandsche Suikerraffinaderij, de nv Amsterdamsche Stoom-Suikerraffinaderij, Beuker & Hulshoff, Wijthoff & Co, Spakler & Tetterode en de nv Hollandsche Suikerraffinaderij verwerkten elk 15.000 ton ruwsuiker per jaar, en soms meer. De aanvoer van grondstof was geen probleem, hoewel de raffinadeurs het er over eens waren dat er zeker geen plaats was voor nog een bedrijf.[[Noten H2#2-82|<sup>[82]</sup>]] Tezelfdertijd begon de Nederlandsche Handel-Maatschappij de rietsuikerhandel steeds meer vrij te geven en de Javaanse producenten verkochten hun ruwe suiker nu meer en meer direct aan Engeland. In hun prille beginjaren hadden de stoomraffinadeurs de beslissing om op stoom over te gaan mede genomen vanwege de zekerheid dat de nhm alleen maar grotere hoeveelheden ruwsuiker in Nederland zou laten veilen. Nu die aanvoer terugliep, werden er wel enkele klachten vernomen, maar al snel meldden zich Duitse en Nederlandse fabrikanten van [[begrippenlijst#
+
[[In de jaren '60 kende de raffinagesector geheel nieuwe verhoudingen dan twee decennia eerder. In dertig jaar tijd had de hele raffinagebedrijfstak een ontwikkeling doorgemaakt van een kleinschalige, ambachtelijke nijverheid naar industrieel grootbedrijf. De nv Nederlandsche Suikerraffinaderij, de nv Amsterdamsche Stoom-Suikerraffinaderij, Beuker & Hulshoff, Wijthoff & Co, Spakler & Tetterode en de nv Hollandsche Suikerraffinaderij verwerkten elk 15.000 ton ruwsuiker per jaar, en soms meer. De aanvoer van grondstof was geen probleem, hoewel de raffinadeurs het er over eens waren dat er zeker geen plaats was voor nog een bedrijf.[[Noten TIN19-1-H7#7-82|<sup>[82]</sup>]] Tezelfdertijd begon de Nederlandsche Handel-Maatschappij de rietsuikerhandel steeds meer vrij te geven en de Javaanse producenten verkochten hun ruwe suiker nu meer en meer direct aan Engeland. In hun prille beginjaren hadden de stoomraffinadeurs de beslissing om op stoom over te gaan mede genomen vanwege de zekerheid dat de nhm alleen maar grotere hoeveelheden ruwsuiker in Nederland zou laten veilen. Nu die aanvoer terugliep, werden er wel enkele klachten vernomen, maar al snel meldden zich Duitse en Nederlandse fabrikanten van [[begrippenlijst#
 
Ruwe bietsuiker|ruwe bietsuiker]] om de raffinadeurs van grondstof te voorzien.  [[Afbeelding:TIN19_blz233.jpg|right|thumb|420px|Het bedrijfpand van Beuker & Hulshoff in de drukbevolkte Jordaan]]
 
Ruwe bietsuiker|ruwe bietsuiker]] om de raffinadeurs van grondstof te voorzien.  [[Afbeelding:TIN19_blz233.jpg|right|thumb|420px|Het bedrijfpand van Beuker & Hulshoff in de drukbevolkte Jordaan]]
 
De overgang van rietsuiker naar bietsuiker betekende geen grote verandering in technische uitrusting. De raffinadeur moest de verschillende kwaliteiten ruwe bietsuiker leren kennen, zodat hij daar de hoeveelheden en mengverhoudingen van hulpstoffen op kon afstemmen.
 
De overgang van rietsuiker naar bietsuiker betekende geen grote verandering in technische uitrusting. De raffinadeur moest de verschillende kwaliteiten ruwe bietsuiker leren kennen, zodat hij daar de hoeveelheden en mengverhoudingen van hulpstoffen op kon afstemmen.
Regel 13: Regel 13:
 
1892-1896 9,9 kg
 
1892-1896 9,9 kg
  
In de tweede helft van de negentiende eeuw trachtten ministers van financiën meermalen de suikerwetgeving aan te scherpen en zodoende minder [[begrippenlijst#Overponden|overponden]] te vergoeden.[[Noten H2#2-83|<sup>[83]</sup>]] De raffinadeurs ervoeren dat als zeer bedreigend en wisten tot in de jaren '90 ingrijpende wijzigingen te voorkomen. Om drie redenen vonden zij dat zij recht hadden op een wetgeving die, zij het onbedoeld, een exportpremie inhield. Alle buitenlandse suikerproducenten werden nog veel meer dan de Nederlandse geholpen door hun regeringen; de werkgelegenheid van duizenden arbeiders kwam in gevaar; en tenslotte: als er geen raffinaderijen meer in het land zouden zijn, verdween ook de bestaansvoorwaarde van de Nederlandse bietsuikerindustrie, een bedrijfstak die zich langzamerhand tot de belangrijkste en onmisbare landbouwindustrie had opgewerkt.
+
In de tweede helft van de negentiende eeuw trachtten ministers van financiën meermalen de suikerwetgeving aan te scherpen en zodoende minder [[begrippenlijst#Overponden|overponden]] te vergoeden.[[Noten TIN19-1-H7#7-83|<sup>[83]</sup>]] De raffinadeurs ervoeren dat als zeer bedreigend en wisten tot in de jaren '90 ingrijpende wijzigingen te voorkomen. Om drie redenen vonden zij dat zij recht hadden op een wetgeving die, zij het onbedoeld, een exportpremie inhield. Alle buitenlandse suikerproducenten werden nog veel meer dan de Nederlandse geholpen door hun regeringen; de werkgelegenheid van duizenden arbeiders kwam in gevaar; en tenslotte: als er geen raffinaderijen meer in het land zouden zijn, verdween ook de bestaansvoorwaarde van de Nederlandse bietsuikerindustrie, een bedrijfstak die zich langzamerhand tot de belangrijkste en onmisbare landbouwindustrie had opgewerkt.

Versie op 3 okt 2007 12:24