Melkverpakking en melkdistributie

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 4: Regel 4:
 
In 1958 besloot het bestuur van het Productschap voor de Zuivel melkbezorgers niet langer te verplichten om in flats melk huis aan huis te bezorgen.[[Noten TIN20-3-H7#7-54|<sup>[54]</sup>]] Het productschap stelde voor de bezorging te beperken tot de centrale flatingang. Het Consumenten Contact Orgaan en de Nederlandse Huishoudraad vonden dit onacceptabel. In Schiedam leidde het besluit zelfs tot ‘schermutselingen’ tussen woedende flatbewoners en melkbezorgers. De consumenten eisten dat melkbezorgers weer melk zouden bezorgen aan de huisdeur. Als dat niet zou gebeuren, dreigden ze met de oprichting van een eigen verbruikscoöperatie. De zuivelindustrie schrok geweldig, ze vreesde dat dit initiatief in andere steden navolging zou krijgen.
 
In 1958 besloot het bestuur van het Productschap voor de Zuivel melkbezorgers niet langer te verplichten om in flats melk huis aan huis te bezorgen.[[Noten TIN20-3-H7#7-54|<sup>[54]</sup>]] Het productschap stelde voor de bezorging te beperken tot de centrale flatingang. Het Consumenten Contact Orgaan en de Nederlandse Huishoudraad vonden dit onacceptabel. In Schiedam leidde het besluit zelfs tot ‘schermutselingen’ tussen woedende flatbewoners en melkbezorgers. De consumenten eisten dat melkbezorgers weer melk zouden bezorgen aan de huisdeur. Als dat niet zou gebeuren, dreigden ze met de oprichting van een eigen verbruikscoöperatie. De zuivelindustrie schrok geweldig, ze vreesde dat dit initiatief in andere steden navolging zou krijgen.
  
De zuivelindustrie zocht naar oplossingen als de bouw van boodschappenliften en -kastjes in flats.[[Noten TIN20-3-H7#7-55|<sup>[55]</sup>]] In oktober 1958 verzocht het Bedrijfschap Detailhandel in Melk de minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid de bouwvoorschriften in hoogbouw in deze zin aan te passen. De bewindsman liet hierop onderzoek uitvoeren naar mogelijkheden voor de bouw van goederenliftjes en boodschappenkastjes.[[Noten TIN20-3-H7#7-56|<sup>[56]</sup>]] Hoewel goederenliftjes in flats voor de korte termijn een oplossing konden bieden, leken zelfbedieningswinkels echter een meer beloftevol en ‘modern’ distributiealternatief. Wat betreft het ontlasten van de melkbezorger leek het papieren melkpak verlichting te kunnen brengen.  
+
De zuivelindustrie zocht naar oplossingen als de bouw van boodschappenliften en -kastjes in flats.[[Noten TIN20-3-H7#7-56|<sup>[56]</sup>]] In oktober 1958 verzocht het Bedrijfschap Detailhandel in Melk de minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid de bouwvoorschriften in hoogbouw in deze zin aan te passen. De bewindsman liet hierop onderzoek uitvoeren naar mogelijkheden voor de bouw van goederenliftjes en boodschappenkastjes.[[Noten TIN20-3-H7#7-57|<sup>[57]</sup>]] Hoewel goederenliftjes in flats voor de korte termijn een oplossing konden bieden, leken zelfbedieningswinkels echter een meer beloftevol en ‘modern’ distributiealternatief. Wat betreft het ontlasten van de melkbezorger leek het papieren melkpak verlichting te kunnen brengen.  
 
De pleidooien voor liberalisering van de handel kregen geleidelijk meer maatschappelijke weerklank. Zo vonden bijvoorbeeld alle betrokkenen binnen de werkcommissie ‘Huisvrouw en Verpakking’ dat de papieren melkverpakking alleen kans van slagen had wanneer - net zoals in het buitenland - naast melkslijters ook supermarkten en kruideniers verpakte melk zouden mogen verkopen. Dit werd uiteindelijk begin jaren zestig toegestaan. Ondanks dat het Productschap voor de Zuivel met dit besluit akkoord was gegaan, was er binnen de zuivelwereld veel weerstand tegen. De Centrale Melkhandelaren Organisatie en het Nederlandse Verbond van Middenstandsverenigingen waren bang dat de nieuwe regeling zou leiden tot een toename van de distributiekosten voor de detaillist. Ook zou het verdwijnen van de huis-aan-huisbezorging schadelijk zijn voor de melkveehouderij en de volksgezondheid, aangezien huisvrouwen minder melk zouden kopen als ze daarvoor naar de kruidenier moesten.[[Noten TIN20-3-H7#7-57|<sup>[57]</sup>]] De uitkomsten van een enquête onder zelfstandige melkhandelaren in 1964 bevestigde dit.[[Noten TIN20-3-H7#7-58|<sup>[58]</sup>]]   
 
De pleidooien voor liberalisering van de handel kregen geleidelijk meer maatschappelijke weerklank. Zo vonden bijvoorbeeld alle betrokkenen binnen de werkcommissie ‘Huisvrouw en Verpakking’ dat de papieren melkverpakking alleen kans van slagen had wanneer - net zoals in het buitenland - naast melkslijters ook supermarkten en kruideniers verpakte melk zouden mogen verkopen. Dit werd uiteindelijk begin jaren zestig toegestaan. Ondanks dat het Productschap voor de Zuivel met dit besluit akkoord was gegaan, was er binnen de zuivelwereld veel weerstand tegen. De Centrale Melkhandelaren Organisatie en het Nederlandse Verbond van Middenstandsverenigingen waren bang dat de nieuwe regeling zou leiden tot een toename van de distributiekosten voor de detaillist. Ook zou het verdwijnen van de huis-aan-huisbezorging schadelijk zijn voor de melkveehouderij en de volksgezondheid, aangezien huisvrouwen minder melk zouden kopen als ze daarvoor naar de kruidenier moesten.[[Noten TIN20-3-H7#7-57|<sup>[57]</sup>]] De uitkomsten van een enquête onder zelfstandige melkhandelaren in 1964 bevestigde dit.[[Noten TIN20-3-H7#7-58|<sup>[58]</sup>]]   
 
[[Afbeelding:Tabel_7,1.jpg|thumb|425px|left|Aandeel van de verschillende distributiekanalen in het totaal van de huishoudelijke aankopen van melk en melkprodukten, 1968 t/m 1974.]]
 
[[Afbeelding:Tabel_7,1.jpg|thumb|425px|left|Aandeel van de verschillende distributiekanalen in het totaal van de huishoudelijke aankopen van melk en melkprodukten, 1968 t/m 1974.]]

Versie op 5 sep 2007 12:35