Noten

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 58: Regel 58:
 
*<div id=2-30>[[Fiets, motorfiets en auto rond 1900|[30]]] Recent regionaal transportonderzoek heeft echter duidelijk gemaakt, dat de lichte stijging van de wegverkeersprestatie in de negentiende eeuw het gevolg was van een overcompensatie van een dalende trend op nationaal vlak door een sterke toename in de regio's, die door hun relatief autonome economische en verkeersstatus ook nog eens een eigen internationaal vervoer op gang brachten. In Groningen bijvoorbeeld was deze verkeerstoename ronduit spectaculair. Daar was al in 1866 een fijnmazig verhard provinciaal wegennet gereedgekomen, dat weliswaar minder dicht was dan in Noord- en Zuid-Holland, maar waarover het verkeersvolume in veertig jaar met zo'n 80 % was toegenomen tot een piek in 1875. Terwijl het personenverkeer met koetsen na 1860 afnam, hadden de bodediensten tien jaar later een kwart van het goederenvervoer van de binnenvaart weten af te snoepen. Het vermoeden bestaat, dat dit Groningse beeld representatief is voor geheel Nederland. Wel zullen per provincie andere accenten zijn gelegd, zoals blijkt uit het geval van Overijssel, waar de Twentse textielindustrie in de jaren twintig en dertig een piek in het vrachtrijden veroorzaakte en in de jaren vijftig een scherpe daling van dit vervoer optrad. Marcel Clement, Transport en economische ontwikkeling. Analyse van de modernisering van het transportsysteem in de provincie Groningen (1800 - 1914) (Groningen 1994) 21-22, 26,133, 144, 219; Smits, Economische groei, 194-195. De uitbouw en verharding van het Friese en het Groningse wegennet verliepen grotendeels parallel, maar in Drenthe ijlde dit proces bijna een halve eeuw na op dat van de beide noordelijke provincies. J.R. Luurs, 'De aanleg van verharde wegen in Drenthe, Groningen en Friesland, 1825-1925,' NEHA-jaarboek  voor economische, bedrijfs- en techniekgeschiedenis 59 (Amsterdam 1996) 162-237, hier: 237. Deze regionale ongelijktijdigheden wijzen er wel op, dat er grote behoefte bestaat aan nader regionaal vervoersonderzoek. </div>
 
*<div id=2-30>[[Fiets, motorfiets en auto rond 1900|[30]]] Recent regionaal transportonderzoek heeft echter duidelijk gemaakt, dat de lichte stijging van de wegverkeersprestatie in de negentiende eeuw het gevolg was van een overcompensatie van een dalende trend op nationaal vlak door een sterke toename in de regio's, die door hun relatief autonome economische en verkeersstatus ook nog eens een eigen internationaal vervoer op gang brachten. In Groningen bijvoorbeeld was deze verkeerstoename ronduit spectaculair. Daar was al in 1866 een fijnmazig verhard provinciaal wegennet gereedgekomen, dat weliswaar minder dicht was dan in Noord- en Zuid-Holland, maar waarover het verkeersvolume in veertig jaar met zo'n 80 % was toegenomen tot een piek in 1875. Terwijl het personenverkeer met koetsen na 1860 afnam, hadden de bodediensten tien jaar later een kwart van het goederenvervoer van de binnenvaart weten af te snoepen. Het vermoeden bestaat, dat dit Groningse beeld representatief is voor geheel Nederland. Wel zullen per provincie andere accenten zijn gelegd, zoals blijkt uit het geval van Overijssel, waar de Twentse textielindustrie in de jaren twintig en dertig een piek in het vrachtrijden veroorzaakte en in de jaren vijftig een scherpe daling van dit vervoer optrad. Marcel Clement, Transport en economische ontwikkeling. Analyse van de modernisering van het transportsysteem in de provincie Groningen (1800 - 1914) (Groningen 1994) 21-22, 26,133, 144, 219; Smits, Economische groei, 194-195. De uitbouw en verharding van het Friese en het Groningse wegennet verliepen grotendeels parallel, maar in Drenthe ijlde dit proces bijna een halve eeuw na op dat van de beide noordelijke provincies. J.R. Luurs, 'De aanleg van verharde wegen in Drenthe, Groningen en Friesland, 1825-1925,' NEHA-jaarboek  voor economische, bedrijfs- en techniekgeschiedenis 59 (Amsterdam 1996) 162-237, hier: 237. Deze regionale ongelijktijdigheden wijzen er wel op, dat er grote behoefte bestaat aan nader regionaal vervoersonderzoek. </div>
 
*<div id=2-31>[[Fiets, motorfiets en auto rond 1900|[31]]] Bosch en van der Ham, Twee eeuwen Rijkswaterstaat, 159-168. </div>
 
*<div id=2-31>[[Fiets, motorfiets en auto rond 1900|[31]]] Bosch en van der Ham, Twee eeuwen Rijkswaterstaat, 159-168. </div>
 +
 +
*<div id=2-42>[[Mobiliteit tussen de twee wereldoorlogen|[42]]] XXXX OVERNEMEN UIT BOEK XXXX</div>
 +
*<div id=2-43>[[Mobiliteit tussen de twee wereldoorlogen|[43]]] J.A. Leerink, De verkeers-veiligheid op den weg; een juridische, sociologische en verkeerstechnische studie (Alphen aan de Rijn 1938) 40.</div>
 +
*<div id=2-44>[[Mobiliteit tussen de twee wereldoorlogen|[44]]] 'Wegennet en motorverkeer over de gehele wereld,' Wegen (1929) 263.</div>
 +
*<div id=2-45>[[Mobiliteit tussen de twee wereldoorlogen|[45]]] P. Kuin and H.J. Keuning, Het vervoerswezen (De Nederlandse volkshuishouding tussen twee wereldoorlogen, XII) (Utrecht/Brussel, z.j.) 140-145. Ook uit de verkeerstellingen tussen de beide wereldoorlogen blijkt, dat het aantal fietsen dat de telpunten passeerde gedurende het gehele interbellum dat der auto's verre overtrof. Nog in 1939 was die verhouding ruim 2 staat tot 1. Jessica Curta e.a., 'Verkeerstellingen' (werkstuk college Geschiedenis van de techniek en informatiesystemen 2, TU-Eindhoven, Faculteit TM, februari 2001) 13.</div>
 +
*<div id=2-46>[[Mobiliteit tussen de twee wereldoorlogen|[46]]] Reinhold Stisser, Der deutsche Automobilexport unter besonderer Berücksichtigung des niederländischen Kraftfahrzeugmarktes (Kiel, 1938).</div>
 +
*<div id=2-47>[[Mobiliteit tussen de twee wereldoorlogen|[47]]] Mom, 'Het vliegtuig als gevleugelde auto.'</div>
 +
*<div id=2-48>[[Mobiliteit tussen de twee wereldoorlogen|[48]]] Kuiler, Schets, 89, 132-136.</div>
 +
*<div id=2-49>[[Mobiliteit tussen de twee wereldoorlogen|[49]]] Kuin en Keuning, Het vervoerswezen, 120-123.</div>
 +
 +
*<div id=2-50>[[Infrastructuur tussen de twee wereldoorlogen|[50]]] Voor de ontwikkeling van het wegennet verwijzen we naar D.M. Ligtemoed, Beleid en planning in de wegenbouw. De relatie tussen beleidsvorming en planning in de geschiedenis van de aanleg en verbetering van rijkswegen, (Amsterdam 1992),  voor de jaren dertig zie 25-31.  Zie verder
 +
Hans Buiter en Kees Volkers, Oudenrijn. De Geschiedenis van een verkeersknooppunt (Den Haag 1996) en Willem van der Ham, Heersen en beheersen; Rijkswaterstaat in de twintigste eeuw (Zaltbommel: Europese Bibliotheek, 1999) en M.-L. ten Horn-Van Nispen, ‘Het Rijkswegenplan 1927. De aanpak van het verkeersvraagstuk in de jaren twintig’, in: Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek 9 (1992) 185-208.
 +
</div>
 +
*<div id=2-51>[[Infrastructuur tussen de twee wereldoorlogen|[51]]] [M.] le Cosquino de Bussy, 'Le réseau routier des Pays-Bas/Road system in [sic] Netherlands,' Via 18 (Numéro spécialement consacré aux Pays-Bas) (z.j.. [1952]) 29-47, hier: 30, 47; Loman, 'III. Het verkeer te land; B. De wegen voor gewoon verkeer en het gebruik daarvan,' 483.</div>
 +
*<div id=2-52>[[Infrastructuur tussen de twee wereldoorlogen|[52]]] Willem van der Ham, Heersen en beheersen, 102-103; Bram Bouwens e.a., Lijnen door het Brabantse land; 200 jaar infrastructuur in Noord-Brabant 1796 - 1996 (Zwolle, 1997); R. Nip, 'De weg langs de vaart,' OTAR (1985) nr. 5 t/m 9 en (1986) nr. 1, 2 en 5 (pagina's; Ruud: graag aanvullen); Mattijs Taanman, 'Het wegenstelsel van Nederland van 1900 - 1940' (werkstuk college Geschiedenis van de techniek en innovatiesystemen 2, TU-Eindhoven, Faculteit TM, februari 2001).</div>
 +
*<div id=2-53>[[Infrastructuur tussen de twee wereldoorlogen|[53]]] </div>
 +
*<div id=2-54>[[Infrastructuur tussen de twee wereldoorlogen|[54]]] </div>
  
 
<BR>
 
<BR>

Versie op 26 jun 2006 20:56