Noten

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
 
Regel 1: Regel 1:
'''Hoofdstuk 1'''
+
'''Landbouw en voeding in de 19e eeuw'''<br>
''De mobiliteitsexplosie in de twintigste eeuw''
+
<BR>
+
  
 +
[[Noten TIN19-1-H2|Techniek in Nederland in de Negentiende eeuw Deel I H2]]<br>
 +
[[Noten TIN19-1-H3|Techniek in Nederland in de Negentiende eeuw Deel I H3]]<br>
 +
[[Noten TIN19-1-H4|Techniek in Nederland in de Negentiende eeuw Deel I H4]]<br>
 +
[[Noten TIN19-1-H5|Techniek in Nederland in de Negentiende eeuw Deel I H5]]<br>
 +
[[Noten TIN19-1-H6|Techniek in Nederland in de Negentiende eeuw Deel I H6]]<br>
 +
[[Noten TIN19-1-H7|Techniek in Nederland in de Negentiende eeuw Deel I H7]]<br><br>
  
*<div id=1-2>[[De mobiliteitsexplosie in de 20e eeuw|[2]]] Te Velde, Van grondwet tot grondwet, 148. </div>
+
'''Transport en mobiliteit in de 19e eeuw'''<br>
*<div id=1-3>[[De mobiliteitsexplosie in de 20e eeuw|[3]]]W.J. de Graaff, ‘Groei van het verkeer en zijn problemen’, De Ingenieur, 60 (1948) 10, 21-36, cijfers staan op 30. Voor de afbeeldingen zie W. van der Ham, Heersen en beheersen. Rijkswaterstaat in de twintigste eeuw (Zaltbommel 1999) 100-101 </div>
+
[[Noten TIN19-2-H7|Techniek in Nederland in de Negentiende eeuw Deel II H7]]<br><br>
*<div id=1-4>[[De mobiliteitsexplosie in de 20e eeuw|[4]]] CBS, Auto’s in Nederland. Cijfers over gebruik, kosten en effecten (Voorburg/Heerlen 1992) 45.</div>
+
*<div id=1-5>[[De mobiliteitsexplosie in de 20e eeuw|[5]]] Elsevier, De Nederlanders, Speciale Jubileumuitgave ter gelegenheid van 50 jaar, October 1995, 190-194; R.J. Scheele en J.A.C. van Toorenburg, De ontwikkeling van de bereikbaarheid in Nederland van 1950 tot 1990 (Den Haag/Utrecht December 1993).  </div>
+
*<div id=1-6>[[De mobiliteitsexplosie in de 20e eeuw|[6]]] Van alle verplaatsingen in Nederland door personen van twaalf jaar en ouder vond in de jaren negentig rond de 28 procent met de fiets plaats. Voor Denemarken lag dit getal in 1990 op 18 procent, voor Duitsland en Zwitserland op 10 procent en voor Engeland op 2 procent. Zie A. A de la Bruhèze en F.C.A. Veraart, Fietsverkeer in praktijk en beleid in de twintigste eeuw (Enschede/Eindhoven 1999). Genoemde cijfers zijn te vinden op pagina 25. </div>
+
*<div id=1-7>[[De mobiliteitsexplosie in de 20e eeuw|[7]]] CBS, Auto’s in Nederland, 25 Geschiedenis van het Nederlandse wegvervoer. Zie verder ook Bruhèze en Veraart, Fietsverkeer, 44. </div>
+
*<div id=1-8>[[De mobiliteitsexplosie in de 20e eeuw|[8]]] J.W.D. Jongma, (Drachten/Leeuwarden 1992) met name hoofdstuk 5. Zie ook hoofdstuk 2 van dit deel. </div>
+
  
*<div id=1-10>[[Effecten van de mobiliteitsexplosie in de 20e eeuw|[10]]] H. Knippenberg en B. de Pater, De eenwording van Nederland (Nijmegen 1988). </div>
 
*<div id=1-11>[[Effecten van de mobiliteitsexplosie in de 20e eeuw|[11]]] p. 143. Wanneer historici aandacht besteden aan technische ontwikkeling, is het opmerkelijk dat de ontwikkeling van infrastructuur en transport relatief veel aandacht krijgt. Zie verder ook bijvoorbeeld: J.C.H. Blom, ‘Nederland sinds 1830’ in: J.C.H. Blom en E. Lamberts (red.), Geschiedenis van de Nederlanden (Baarn 2001) 314-371, aldaar 342-343. </div>
 
*<div id=1-12>[[Effecten van de mobiliteitsexplosie in de 20e eeuw|[12]]] K. H. O’Rourke en J.G. Williamson, Globalisation and history. The evolution of a nineteenth-century atlantic economy (Cambridge/London 1999) 35. Hier zijn ook verdere referenties te vinden. </div>
 
*<div id=1-13>[[Effecten van de mobiliteitsexplosie in de 20e eeuw|[13]]] J. Bieleman, Geschiedenis van de landbouw in Nederland 1500-1950 (Meppel 1992) 215.</div>
 
*<div id=1-14>[[Effecten van de mobiliteitsexplosie in de 20e eeuw|[14]]] S.P. Ville, Transport and the development of the European economy 1750-1918 (Houndsmills 1990). Hoofdstuk 1. </div>
 
*<div id=1-15>[[Effecten van de mobiliteitsexplosie in de 20e eeuw|[15]]] A.M.C.M. Bouwens en M.L.J. Dierikx, Tachtig jaar Schiphol. Op de drempel van de lucht (Den Haag 1996), 63- 67 en M.L.J. Dierikx, Blauw in de lucht. Koninklijke Luchtvaart Maatschappij 1919-1999 (Den Haag 1999) 32. Op deze pagina wordt het bedrag van 7.2 procent van de totale kosten genoemd over het eerste(!) boekjaar 1919/1920. </div>
 
*<div id=1-16>[[Effecten van de mobiliteitsexplosie in de 20e eeuw|[16]]] H. Buiter en K. Volkers, Oudenrijn. De geschiedenis van een verkeersknooppunt (Utrecht 1996) 15. Zie verder het artikel ‘Het Wegencongres 1920-1970’ in: Wegen, december 1970, 330-334. </div>
 
  
<BR>
 
'''Hoofdstuk 2'''
 
''Concurrentie en afstemming: water, rails, weg en lucht''<BR>
 
  
  
*<div id=2-4>[[Transportrevolutie in de tweede helft van de 19-e eeuw|[4]]]  Joost Dankers en Jaap Verheul, Twee eeuwen op weg; Van Gend & Loos 1796 - 1996 (Den Haag, 1996), 40, 47; 1888: J.H.E. Reeskamp, Reizen en pleisteren (Zaltbommel, 1965) 137. De diligences van Van Gend en Loos waren overigens beslist niet de laatste in Nederland: nog tot in de twintigste eeuw reden ze op het Nederlandse platteland.  </div>
+
'''Landbouw en voeding in de 20e eeuw'''<br>
*<div id=2-5>[[Transportrevolutie in de tweede helft van de 19-e eeuw|[5]]] Gijs Mom, 'Haver- en andere motoren: de Amsterdamse paardentaxi en het dilemma van de motorisering (1880-1925), in: Ariejan Bos, Hans van Groningen, Gijs Mom (red.), Vincent van der Vinne, Het paardloze voertuig: de auto in Nederland een eeuw geleden (Deventer 1996) 163-267, hier: 193-196.  </div>
+
*<div id=2-6>[[Transportrevolutie in de tweede helft van de 19-e eeuw|[6]]]  Dit was een internationaal verschijnsel, en wordt door de Britse economisch historicus F.M.L Thompson verklaard uit het verschijnsel, dat de steden hun fysieke grens bereikten in wat zij aan paardeneconomie (stallen, mestrecycling, vervoer van paarden) konden opnemen. Gijs Mom, 'Competiton and coexistence: Motorization of Land Transportation and the Substitution of the Horse', Achse, Rad und Wagen (forthcoming); F.M.L. Thompson, Victorian England: the horse-drawn society; An Inaugural Lecture (London, 22nd October 1970).
+
  </div>
+
*<div id=2-7>[[Transportrevolutie in de tweede helft van de 19-e eeuw|[7]]] Mom, 'Haver- en andere motoren.'  </div>
+
*<div id=2-8>[[Transportrevolutie in de tweede helft van de 19-e eeuw|[8]]] Peter J. Troost, Man en paard in oud-Rotterdam (Rotterdam, 1985) 7, 46, 90-91. In 1900 waren maar liefst 3000 van de 3400 paarden in die stad 'werkpaarden.'   </div>
+
*<div id=2-9>[[Transportrevolutie in de tweede helft van de 19-e eeuw|[9]]] Auke van der Woud, Het lege land; De ruimtelijke orde van Nederland 1798 - 1848 (Amsterdam, 1987) 185.  </div>
+
*<div id=2-10>[[Transportrevolutie in de tweede helft van de 19-e eeuw|[10]]] Ramaker, 'Les transports et la circulation aux Pays-Bas/Transports and traffic in Netherlands,' 87; Herman J. de Jong, 'Dutch inland transport in the nineteenth century; A bibliographical review,' The Journal of Transport History 3rd Series 13 (1992) 1-22, hier: 15. Het bestaan van een nationaal net betekent overigens niet dat goederen voor het diepe binnenland makkelijk op hun plek konden komen, die goederen moesten worden overgeladen op kleinere schepen of op paard- en wagens.    </div>
+
*<div id=2-11>[[Transportrevolutie in de tweede helft van de 19-e eeuw|[11]]] J.P. Smits, Economische groei en structuurveranderingen in de Nederlandse dienstensector, 1850 - 1913; De bijdrage van handel en transport aan het proces van "moderne economische groei," (Amsterdam, 1995) 180.  </div>
+
*<div id=2-12>[[Transportrevolutie in de tweede helft van de 19-e eeuw|[12]]] Ruud Filarski, Kanalen van de koning-koopman; Goederenvervoer, binnenscheepvaart en kanalenbouw in Nederland en België in de eerste helft van de negentiende eeuw (Amsterdam: NEHA, 1995) 197, schat het totale goederenvolume begin negentiende eeuw op 3,85 - 5,7 miljoen ton (inclusief de zeevaart). Hendrik Christiaan Kuiler, Verkeer en vervoer in Nederland, zooals deze in hun recente ontwikkeling zijn bepaald door economisch-geografische factoren (Utrecht 1946) 45, geeft 56,5 miljoen ton voor 1900.  </div>
+
*<div id=2-13>[[Transportrevolutie in de tweede helft van de 19-e eeuw|[13]]] Over de vraag in hoeverre Nederland beschikte over een nationaal en efficiënt waterwegennetwerk verschillen de meningen ook, voor een samenvatting van het debat zie Rainer Fremdling, ‘ The Dutch Transportation System in the Nineteenth Century, De Economist, 148 (2000) 521-537, aldaar 526-529.
+
    </div>
+
*<div id=2-14>[[Transportrevolutie in de tweede helft van de 19-e eeuw|[14]]] Kuiler, Verkeer en vervoer in Nederland, 202-209; F.L. Schlingemann, 'II. Het verkeer te water,' in: 'Het verkeer in Nederland in de XXe eeuw,' Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskun-dig Genootschap, Tweede serie, 50 (1933) 331-662, hier: 334-419, m.n. 341.  </div>
+
*<div id=2-14>[[Transportrevolutie in de tweede helft van de 19-e eeuw|[14]]] Het begrip transportrevolutie was vooral in trek in de vroegere transportgeschiedenis. Zie bij voorbeeld: Philip S. Bagwell, The transport revolution from 1770 (Londen, 1974). In de recente literatuur speelt het een minder grote rol, zie: Simon P. Ville, Transport and the Development of the European Economy (London 1990). Wij introduceren dit begrip hier om duidelijk te maken aan de lezer dat er al voor de twintigste eeuw een omwenteling had plaats gevonden op transportgebied.  </div>
+
  
*<div id=2-18>[[Goederen- en passagiersvervoer rond 1900|[18]]] J.C. Ramaer, 'Het goederenvervoer in Nederland in de laatste jaren,' Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, Tweede serie, deel LXIII [1926] 331-390, hier: 387.</div>
+
[[Noten TIN20-3-H1|Techniek in Nederland in de Twintigste eeuw Deel III H1]]<br>
*<div id=2-19>[[Goederen- en passagiersvervoer rond 1900|[19]]] Johan W.D. Jongma, Geschiedenis van het Nederlandse wegvervoer (Haarlem 1992) 31. </div>
+
[[Noten TIN20-3-H2|Techniek in Nederland in de Twintigste eeuw Deel III H2]]<br>
*<div id=2-20>[[Goederen- en passagiersvervoer rond 1900|[20]]] Wolfgang Zorn, 'Verdichtung und Beschleunigung des Verkehrs als Beitrag zur Entwicklung der "modernen Welt",' in: Reinhart Koselleck (ed.), Studien zum Beginn der modernen Welt (Stuttgart 1977) 115-134, hier: 119; J.A.M. Aben, 'Transport en agrarische ontwikkeling; de betekenis van een tramlijn voor de agrarische ontwikkelingen in Bladel en Reusel, 1892 - 1902,' Varia Historica Brabantica 10 (1981) 131-159.</div>
+
[[Noten TIN20-3-H3|Techniek in Nederland in de Twintigste eeuw Deel III H3]]<br>
*<div id=2-21>[[Goederen- en passagiersvervoer rond 1900|[21]]] Terwijl tot 1895 het binnenlands en internationale vervoer (de Rijnvaart) bij de binnenvaart elkaar in evenwicht hadden gehouden, kwam daarna het overwicht definitief bij het laatste te liggen. Het kolenvervoer vanuit de zojuist geopende Limburgse mijnen viel echter aan de spoorwegen toe, een vorm van vervoer die tot aan de Tweede Wereldoorlog in al maar toenemende mate de kurk zou blijven waarop het goederenvervoer per spoor bleef drijven. Bij het spoor zou het internationale goederenvervoer tot aan de eerste Wereldoorlog niet boven de 20 % uitkomen. H.C. Kuiler, Verkeer en vervoer in Nederland; schets eener ontwikkeling sinds 1815 (Utrecht 1949) (hierna te noemen: Kuiler, Schets) 82-107; Kuiler, Verkeer en vervoer in Nederland, 168. In 1921 nam het kolenvervoer ongeveer eenderde van het goederenvervoer van de Nederlandse Spoorwegen voor zijn rekening, in 1936 bedroeg dat aandeel al 70 % (berekend op basis van: J.H. Jonckers Nieboer, Geschiedenis der Nederlandsche Spoorwegen 1832 - 1938 (Rotterdam 1938) bijlage P).</div>
+
[[Noten TIN20-3-H4|Techniek in Nederland in de Twintigste eeuw Deel III H4]]<br>
*<div id=2-22>[[Goederen- en passagiersvervoer rond 1900|[22]]] Althans in 1914, toen de Nederlandse passagierstarieven de helft tot eenderde van de meeste buitenlandse spoorwegtarieven bedroegen J.J. Stieltjes, 'III. Het verkeer te land; A. De spoor- en tramwegen,' in: 'Het verkeer in Nederland in de XXe eeuw,' Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, Tweede serie, 50 (1933) 331-662, hier: 432. </div>
+
[[Noten TIN20-3-H5|Techniek in Nederland in de Twintigste eeuw Deel III H5]]<br>
 +
[[Noten TIN20-3-H6|Techniek in Nederland in de Twintigste eeuw Deel III H6]]<br>
 +
[[Noten TIN20-3-H7|Techniek in Nederland in de Twintigste eeuw Deel III H7]]<br>
 +
[[Noten TIN20-3-H8|Techniek in Nederland in de Twintigste eeuw Deel III H8]]<br>
 +
[[Noten TIN20-3-H9|Techniek in Nederland in de Twintigste eeuw Deel III H9]]<br>
 +
[[Noten TIN20-3-H10|Techniek in Nederland in de Twintigste eeuw Deel III H10]]<br><br>
  
*<div id=2-16>[[Tramvervoer rond 1900|[16]]] T. Sanders, 'De ontwikkeling der tramwegen in Nederland,' in: Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het Koninklijk Instituut Ingenieurs 1847 - 1897 (z.p., z.j..) 72-76, hier: 76; Henk Schmal , 'De tram in Nederland,' Historisch-geografisch tijdschrift jrg 7 (1989) nr. 3, 73-89, hier: 77, 86, 88. </div>
 
*<div id=2-17>[[Tramvervoer rond 1900|[17]]] Gijs Mom, Geschiedenis van de auto van morgen; cultuur en techniek van de elektrische auto (Deventer, 1997) 43; A.N. Hesselmans, 'Elektriciteit,' in:  H.W. Lintsen e.a. (red.), Techniek in Nederland; de wording van een moderne samenleving 1800 - 1890, deel III: Textiel, gas, licht en elektriciteit, bouw (Zutphen, 1993) 135 -161, hier: 147-148.</div>
 
*<div id=2-23>[[Tramvervoer rond 1900|[23]]] Henk Schmal , 'De tram in Nederland,' Historisch-geografisch tijdschrift jrg 7 (1989) nr. 3, 73-89, hier: 77, 86, 88; Henk Schmal, 'Stadsontwikkeling en openbaar vervoer; De Admiraal de Ruyterweg tot aan de eerste wereldoorlog,' Holland, regionaal-historisch tijdschrift 14 (1982) 2-15 , hier: 4.</div>
 
*<div id=2-24>[[Tramvervoer rond 1900|[24]]] B.C. de Pater en H. Schmal, Reistijden, reiskosten en forensisme op Amsterdam in de periode 1855-1980 (Rapport Vrije Universiteit Amsterdam, Geografische en Planologische Notities no. 15, 1982); zie ook H. Schmal, ‘Knellende stedelijke banden geslaakt? Railvervoer en het wonen tot aan de eerste wereldoorlog, in het bijzonder in en rond Amsterdam’, Economisch- en Sociaal-Historisch Jaarboek 46 (1983) 93-112. </div>
 
  
*<div id=2-25>[[Fiets, motorfiets en auto rond 1900|[25]]] Sanders, 'De ontwikkeling der tramwegen in Nederland,' 76; J.G. Ramaker, Vervoer en verkeer in de Nederlandsche stad; een economisch-stedebouwkundige studie (Amsterdam 1946) 25.</div>
+
'''Transport en mobiliteit in de 20e eeuw'''<br>
*<div id=2-26>[[Fiets, motorfiets en auto rond 1900|[26]]] A.A. Albert de la Bruhèze en F.C.A. Veraart, Fietsverkeer in praktijk en beleid in de twintigste eeuw; Overeenkomsten en verschillen in fietsgebruik in Amsterdam, Eindhoven, Enschede, Zuidoost-Limburg, Antwerpen, Manchester, Kopenhagen, Hannover en Basel (Den Haag, april 1999) (Rijkswaterstaat-serie 63)  44-47. </div>
+
*<div id=2-27>[[Fiets, motorfiets en auto rond 1900|[27]]] In een kostenoverzicht gepubliceerd in De Auto, uit 1909, p. 1092, werden verschillende typen auto’s  met elkaar vergeleken. De aanschafprijs van een 8 pk auto werd gezet op fl. 2990,- en de onderhoudskosten werden geschat op fl.2430,-  Voor een 35 pk auto lagen dezen bedragen op fl. 8700,- en 6910,-. </div>
+
*<div id=2-28>[[Fiets, motorfiets en auto rond 1900|[28]]] De Kampioen,  Het motorrijwiel voor den dokter ten plattelande,  no. 10, 11 maart 1921, 259-260. </div>
+
*<div id=2-29>[[Fiets, motorfiets en auto rond 1900|[29]]] A. Bosch en W. van der Ham, Twee eeuwen Rijkswaterstaat 1798 - 1998 (Zaltbommel, 1998) 160 </div>
+
*<div id=2-30>[[Fiets, motorfiets en auto rond 1900|[30]]] Recent regionaal transportonderzoek heeft echter duidelijk gemaakt, dat de lichte stijging van de wegverkeersprestatie in de negentiende eeuw het gevolg was van een overcompensatie van een dalende trend op nationaal vlak door een sterke toename in de regio's, die door hun relatief autonome economische en verkeersstatus ook nog eens een eigen internationaal vervoer op gang brachten. In Groningen bijvoorbeeld was deze verkeerstoename ronduit spectaculair. Daar was al in 1866 een fijnmazig verhard provinciaal wegennet gereedgekomen, dat weliswaar minder dicht was dan in Noord- en Zuid-Holland, maar waarover het verkeersvolume in veertig jaar met zo'n 80 % was toegenomen tot een piek in 1875. Terwijl het personenverkeer met koetsen na 1860 afnam, hadden de bodediensten tien jaar later een kwart van het goederenvervoer van de binnenvaart weten af te snoepen. Het vermoeden bestaat, dat dit Groningse beeld representatief is voor geheel Nederland. Wel zullen per provincie andere accenten zijn gelegd, zoals blijkt uit het geval van Overijssel, waar de Twentse textielindustrie in de jaren twintig en dertig een piek in het vrachtrijden veroorzaakte en in de jaren vijftig een scherpe daling van dit vervoer optrad. Marcel Clement, Transport en economische ontwikkeling. Analyse van de modernisering van het transportsysteem in de provincie Groningen (1800 - 1914) (Groningen 1994) 21-22, 26,133, 144, 219; Smits, Economische groei, 194-195. De uitbouw en verharding van het Friese en het Groningse wegennet verliepen grotendeels parallel, maar in Drenthe ijlde dit proces bijna een halve eeuw na op dat van de beide noordelijke provincies. J.R. Luurs, 'De aanleg van verharde wegen in Drenthe, Groningen en Friesland, 1825-1925,' NEHA-jaarboek  voor economische, bedrijfs- en techniekgeschiedenis 59 (Amsterdam 1996) 162-237, hier: 237. Deze regionale ongelijktijdigheden wijzen er wel op, dat er grote behoefte bestaat aan nader regionaal vervoersonderzoek. </div>
+
*<div id=2-31>[[Fiets, motorfiets en auto rond 1900|[31]]] Bosch en van der Ham, Twee eeuwen Rijkswaterstaat, 159-168. </div>
+
  
*<div id=2-42>[[Mobiliteit tussen de twee wereldoorlogen|[42]]] XXXX OVERNEMEN UIT BOEK XXXX</div>
+
[[Noten H1|Techniek in Nederland in de Twintigste eeuw Deel V H1]]<br>
*<div id=2-43>[[Mobiliteit tussen de twee wereldoorlogen|[43]]] J.A. Leerink, De verkeers-veiligheid op den weg; een juridische, sociologische en verkeerstechnische studie (Alphen aan de Rijn 1938) 40.</div>
+
[[Noten H2|Techniek in Nederland in de Twintigste eeuw Deel V H2]]<br>
*<div id=2-44>[[Mobiliteit tussen de twee wereldoorlogen|[44]]] 'Wegennet en motorverkeer over de gehele wereld,' Wegen (1929) 263.</div>
+
[[Noten H3|Techniek in Nederland in de Twintigste eeuw Deel V H3]]<br>
*<div id=2-45>[[Mobiliteit tussen de twee wereldoorlogen|[45]]] P. Kuin and H.J. Keuning, Het vervoerswezen (De Nederlandse volkshuishouding tussen twee wereldoorlogen, XII) (Utrecht/Brussel, z.j.) 140-145. Ook uit de verkeerstellingen tussen de beide wereldoorlogen blijkt, dat het aantal fietsen dat de telpunten passeerde gedurende het gehele interbellum dat der auto's verre overtrof. Nog in 1939 was die verhouding ruim 2 staat tot 1. Jessica Curta e.a., 'Verkeerstellingen' (werkstuk college Geschiedenis van de techniek en informatiesystemen 2, TU-Eindhoven, Faculteit TM, februari 2001) 13.</div>
+
[[Noten H4|Techniek in Nederland in de Twintigste eeuw Deel III H4]]<br>
*<div id=2-46>[[Mobiliteit tussen de twee wereldoorlogen|[46]]] Reinhold Stisser, Der deutsche Automobilexport unter besonderer Berücksichtigung des niederländischen Kraftfahrzeugmarktes (Kiel, 1938).</div>
+
[[Noten H5|Techniek in Nederland in de Twintigste eeuw Deel III H5]]<br>
*<div id=2-47>[[Mobiliteit tussen de twee wereldoorlogen|[47]]] Mom, 'Het vliegtuig als gevleugelde auto.'</div>
+
[[Noten H6|Techniek in Nederland in de Twintigste eeuw Deel III H6]]<br>
*<div id=2-48>[[Mobiliteit tussen de twee wereldoorlogen|[48]]] Kuiler, Schets, 89, 132-136.</div>
+
*<div id=2-49>[[Mobiliteit tussen de twee wereldoorlogen|[49]]] Kuin en Keuning, Het vervoerswezen, 120-123.</div>
+
  
*<div id=2-50>[[Infrastructuur tussen de twee wereldoorlogen|[50]]] Voor de ontwikkeling van het wegennet verwijzen we naar D.M. Ligtemoed, Beleid en planning in de wegenbouw. De relatie tussen beleidsvorming en planning in de geschiedenis van de aanleg en verbetering van rijkswegen, (Amsterdam 1992),  voor de jaren dertig zie 25-31.  Zie verder
 
Hans Buiter en Kees Volkers, Oudenrijn. De Geschiedenis van een verkeersknooppunt (Den Haag 1996) en Willem van der Ham, Heersen en beheersen; Rijkswaterstaat in de twintigste eeuw (Zaltbommel: Europese Bibliotheek, 1999) en M.-L. ten Horn-Van Nispen, ‘Het Rijkswegenplan 1927. De aanpak van het verkeersvraagstuk in de jaren twintig’, in: Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek 9 (1992) 185-208.
 
</div>
 
*<div id=2-51>[[Infrastructuur tussen de twee wereldoorlogen|[51]]] [M.] le Cosquino de Bussy, 'Le réseau routier des Pays-Bas/Road system in [sic] Netherlands,' Via 18 (Numéro spécialement consacré aux Pays-Bas) (z.j.. [1952]) 29-47, hier: 30, 47; Loman, 'III. Het verkeer te land; B. De wegen voor gewoon verkeer en het gebruik daarvan,' 483.</div>
 
*<div id=2-52>[[Infrastructuur tussen de twee wereldoorlogen|[52]]] Willem van der Ham, Heersen en beheersen, 102-103; Bram Bouwens e.a., Lijnen door het Brabantse land; 200 jaar infrastructuur in Noord-Brabant 1796 - 1996 (Zwolle, 1997); R. Nip, 'De weg langs de vaart,' OTAR (1985) nr. 5 t/m 9 en (1986) nr. 1, 2 en 5 (pagina's; Ruud: graag aanvullen); Mattijs Taanman, 'Het wegenstelsel van Nederland van 1900 - 1940' (werkstuk college Geschiedenis van de techniek en innovatiesystemen 2, TU-Eindhoven, Faculteit TM, februari 2001).</div>
 
*<div id=2-53>[[Infrastructuur tussen de twee wereldoorlogen|[53]]] </div>
 
*<div id=2-54>[[Infrastructuur tussen de twee wereldoorlogen|[54]]] </div>
 
  
<BR>
 
'''Hoofdstuk 3'''
 
''Werken aan mobiliteit: de inburgering van de auto''
 
<BR>
 
  
*<div id=3-1>[[Vroege autogeschiedenis (tot 1914): racen en toeren|[1]]] Geciteerd in: Fons Alkemade, Het beeld van de auto 1896 - 1921; verslag van een speurtocht door Nederlandse collecties (Deventer 1996) 30.</div>
+
 
*<div id=3-2>[[Vroege autogeschiedenis (tot 1914): racen en toeren|[2]]] Vincent van der Vinne, Spyker 1898 - 1926 (Amsterdam 1998) 38.  Zie over Spyker ook: Wim Oude Weernink, Spyker, Een Nederlands Fabrikaat (Wassenaar: stiching Ínstituut Trompenburg', 1998; eerste druk 1976) en H.A.M. van Asten, "De Spijker van de weg gereden; Trompenburg, een Nederlandse automobiel-industrie," Economisch en Sociaal-historisch Jaarboek (1971) 67-118.</div>
+
 
*<div id=3-3>[[Vroege autogeschiedenis (tot 1914): racen en toeren|[3]]] J.M. Fuchs, Die heerlijke auto's; De eerste halve eeuw autorijden in Nederland (Amsterdam 1970) 164.</div>
+
[[Noten Made in Holland|Made in Holland H12]]<br>
*<div id=3-4>[[Vroege autogeschiedenis (tot 1914): racen en toeren|[4]]] Gijs Mom, Geschiedenis van de auto van morgen. Cultuur en techniek van de elektrische auto (Deventer 1997) 101; M.W. Aertnijs, Hoe de auto in ons land kwam (Amsterdam 1948) 57. </div>
+
[[Noten Gedreven door Nieuwsgierigheid|Gedreven door Nieuwsgierigheid H15]]<br>
*<div id=3-5>[[Vroege autogeschiedenis (tot 1914): racen en toeren|[5]]] Van der Vinne, Spyker, 38.</div>
+
*<div id=3-6>[[Vroege autogeschiedenis (tot 1914): De auto als avonturenmachine|[6]]] Gijs Mom, 'Civilized adventure as a remedy for nervous times: Early automobilism and fin the siecle culture', History of Technology (2001) pagina's </div>
+

Huidige versie van 20 jun 2007 om 13:15