Octrooien in Nederland

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 1: Regel 1:
Het is opmerkelijk, gezien de grote omvang van de Nederlandse margarine industrie, dat het aandeel van Nederlanders in de Britse Butter substitute octrooien vrijwel nihil is. De enige twee zijn een oktrooi dat Jurgens, via zijn Engelse agent A. Beveridge, liet vastleggen in 1872, en een oktrooi van de Rotterdammer J. Nooteboom in 1877.(24)Alle Nederlandse exporteurs naar Engeland werkten dus ofwel onder het oorspronkelijke Mège-oktrooi, ofwel volgens een zodanige eigen receptuur dat hun produkten niet meer met Margarine-Mouriès overeenkwamen. Dat geen van de anderen voor de rechtbank werden gedaagd, hield wellicht ook verband met de toch geringe omvang van hun handel en met het feit dat potentiële eisers hun zaak kansloos achtten. Bovendien hadden zij geen last van wraakzuchtige ex zakenpartners.
+
Het is opmerkelijk, gezien de grote omvang van de Nederlandse margarine industrie, dat het aandeel van Nederlanders in de Britse Butter substitute octrooien vrijwel nihil is. De enige twee zijn een oktrooi dat Jurgens, via zijn Engelse agent A. Beveridge, liet vastleggen in 1872, en een oktrooi van de Rotterdammer J. Nooteboom in 1877.(24)Alle Nederlandse exporteurs naar Engeland werkten dus ofwel onder het oorspronkelijke Mège-oktrooi, ofwel volgens een zodanige eigen receptuur dat hun produkten niet meer met Margarine-Mouriès overeenkwamen. Dat geen van de anderen voor de rechtbank werden gedaagd, hield wellicht ook verband met de toch geringe omvang van hun handel en met het feit dat potentiële eisers hun zaak kansloos achtten. Bovendien hadden zij geen last van wraakzuchtige ex zakenpartners.[[Afbeelding:Rdam_Fritura_margarinefabriek_1900.jpg|thumb|right|300px|Reclameaffiche margarinefabriek]]
 
In ieder geval hebben alle Nederlandse margarine fabrikanten ongestoord hun produkt op de Engelse markt kunnen afzetten: in eigen land niet gehinderd door een octrooiwet, wat hen ongelimiteerde vrijheid bood, en in Engeland nooit aangepakt vanwege vermeende inbreuk op welk octrooi dan ook. Hierdoor bevonden de Nederlandse fabrikanten zich, vergeleken met hun buitenlandse concurrenten, in een bevoorrechte situatie.
 
In ieder geval hebben alle Nederlandse margarine fabrikanten ongestoord hun produkt op de Engelse markt kunnen afzetten: in eigen land niet gehinderd door een octrooiwet, wat hen ongelimiteerde vrijheid bood, en in Engeland nooit aangepakt vanwege vermeende inbreuk op welk octrooi dan ook. Hierdoor bevonden de Nederlandse fabrikanten zich, vergeleken met hun buitenlandse concurrenten, in een bevoorrechte situatie.
 
De Haagse kunstboterfabrikant dr J.Th. Mouton mengde zich regelmatig in het debat over de wenselijkheid van een octrooiwetgeving, dat in Nederland in de jaren tachtig weer oplaaide.(25)Volgens hem was de afwezigheid van een octrooiwet één van de redenen waardoor de industrie juist in Nederland een grote vlucht had kunnen nemen. De fabrieken produceerden en exporteerden op steeds grotere schaal en keer op keer brachten ze verbeteringen aan in het produktieproces. Was er een octrooiwet geweest, dan zouden deze ontwikkelingen niet hebben plaatsgevonden, omdat de uitvinder zijn machine of procédé voor vijftien jaar voor zichzelf had kunnen reserveren. In de huidige situatie kon elke fabrikant van de verbeteringen profiteren.
 
De Haagse kunstboterfabrikant dr J.Th. Mouton mengde zich regelmatig in het debat over de wenselijkheid van een octrooiwetgeving, dat in Nederland in de jaren tachtig weer oplaaide.(25)Volgens hem was de afwezigheid van een octrooiwet één van de redenen waardoor de industrie juist in Nederland een grote vlucht had kunnen nemen. De fabrieken produceerden en exporteerden op steeds grotere schaal en keer op keer brachten ze verbeteringen aan in het produktieproces. Was er een octrooiwet geweest, dan zouden deze ontwikkelingen niet hebben plaatsgevonden, omdat de uitvinder zijn machine of procédé voor vijftien jaar voor zichzelf had kunnen reserveren. In de huidige situatie kon elke fabrikant van de verbeteringen profiteren.
Regel 14: Regel 14:
 
De belangrijkste centra van de Noordbrabantse margarine industrie waren de steden Oss en Den Bosch. Oss was de bakermat van de industrie en standplaats van vier bedrijven. In 's Hertogenbosch was Cordeweener begonnen met de produktie van de oleomargarine en de stad was een knooppunt van handelswegen voor het eindprodukt en de grondstoffen. Den Bosch was ook het eindpunt van de spoorverbinding met Frankrijk, waarlangs een gedeelte van de oleomargarine uit Parijs Nederland binnenkwam.
 
De belangrijkste centra van de Noordbrabantse margarine industrie waren de steden Oss en Den Bosch. Oss was de bakermat van de industrie en standplaats van vier bedrijven. In 's Hertogenbosch was Cordeweener begonnen met de produktie van de oleomargarine en de stad was een knooppunt van handelswegen voor het eindprodukt en de grondstoffen. Den Bosch was ook het eindpunt van de spoorverbinding met Frankrijk, waarlangs een gedeelte van de oleomargarine uit Parijs Nederland binnenkwam.
 
Dit beeld van een geografisch geconcentreerde, regionale industrie veranderde radikaal omstreeks 1879. Binnen twee jaar tijd steeg het aantal fabrieken van 14 in 1878 tot 68 in 1880.  De explosieve groei beperkte zich niet tot de provincie Noord Brabant _ er werden nieuwe fabrieken ingericht in bijna alle provincies. Belangrijke nieuwe concentraties ontstonden in Rotterdan en omstreken, Haarlem/Amsterdam, Oldenzaal/Goor en Nijmegen. Een aantal van de nieuwkomers groeide uit tot grote bedrijven, een nog veel groter aantal verdween geruisloos na een zeer kort en kwijnend bestaan.(zie tabel 5.1)
 
Dit beeld van een geografisch geconcentreerde, regionale industrie veranderde radikaal omstreeks 1879. Binnen twee jaar tijd steeg het aantal fabrieken van 14 in 1878 tot 68 in 1880.  De explosieve groei beperkte zich niet tot de provincie Noord Brabant _ er werden nieuwe fabrieken ingericht in bijna alle provincies. Belangrijke nieuwe concentraties ontstonden in Rotterdan en omstreken, Haarlem/Amsterdam, Oldenzaal/Goor en Nijmegen. Een aantal van de nieuwkomers groeide uit tot grote bedrijven, een nog veel groter aantal verdween geruisloos na een zeer kort en kwijnend bestaan.(zie tabel 5.1)
 
+
[[Afbeelding:Tabel_5,1.jpg|thumb|300px|left]]
 
Wat is de achtergrond van deze snelle verbreiding van de nieuwe industrie, die veel weg heeft van een industriële explosie? Wij zullen in het kort nagaan: het aspect van de grondstoffen en de afzetmogelijkheden.
 
Wat is de achtergrond van deze snelle verbreiding van de nieuwe industrie, die veel weg heeft van een industriële explosie? Wij zullen in het kort nagaan: het aspect van de grondstoffen en de afzetmogelijkheden.
 
Naast oleomargarine verwerkte de kunstboterindustrie grote hoeveelheden melk en echte boter. In die zin was het een onvervalste landbouwindustrie, zoals ook de firma Jurgens liet zien. In 1880 werd bij Jurgens behalve 50 ton oleo per week ook nog dagelijks 7000 liter verse melk afgeleverd. Boeren uit de wijde omgeving vonden het winstgevender om hun melk direkt aan de fabriek te verkopen dan er zelf keer op keer kleine porties slechte boter van te maken. Hondekarren met twee of drie melkbussen reden af en aan bij grote en kleine fabrieken. Verder was de nieuwe industrie een dankbare afnemer van de Kempische boter, waarvan Jurgens alleen al wekelijks 12 ton nodig had. Een Engels landbouwkundige ontdekte wat juist de Kempische boter zo gewild maakte bij alle kunstboterfabrikanten die hij bezocht. De boeren maakten boter op uitdrukkelijk verzoek van de industrie, en van een speciale samenstelling. Zij karnden zure melk en zure room tot een sterk smakend en grof produkt, waarvan al een kleine toevoeging voldoende was om de smaak en smeerbaarheid van de oleomargarine te verbeteren. De meeste kunstboter uit Brabant bestond uit 10% boter, 30% melk en wat grondnoten-olie, en 60% oleomargarine.  
 
Naast oleomargarine verwerkte de kunstboterindustrie grote hoeveelheden melk en echte boter. In die zin was het een onvervalste landbouwindustrie, zoals ook de firma Jurgens liet zien. In 1880 werd bij Jurgens behalve 50 ton oleo per week ook nog dagelijks 7000 liter verse melk afgeleverd. Boeren uit de wijde omgeving vonden het winstgevender om hun melk direkt aan de fabriek te verkopen dan er zelf keer op keer kleine porties slechte boter van te maken. Hondekarren met twee of drie melkbussen reden af en aan bij grote en kleine fabrieken. Verder was de nieuwe industrie een dankbare afnemer van de Kempische boter, waarvan Jurgens alleen al wekelijks 12 ton nodig had. Een Engels landbouwkundige ontdekte wat juist de Kempische boter zo gewild maakte bij alle kunstboterfabrikanten die hij bezocht. De boeren maakten boter op uitdrukkelijk verzoek van de industrie, en van een speciale samenstelling. Zij karnden zure melk en zure room tot een sterk smakend en grof produkt, waarvan al een kleine toevoeging voldoende was om de smaak en smeerbaarheid van de oleomargarine te verbeteren. De meeste kunstboter uit Brabant bestond uit 10% boter, 30% melk en wat grondnoten-olie, en 60% oleomargarine.  
Regel 20: Regel 20:
 
'''Oleomargarine in overvloed'''
 
'''Oleomargarine in overvloed'''
  
De belangrijkste reden voor de razendsnelle verbreiding in 1879/1880 was de plotselinge beschikbaarheid van grote hoeveelheden oleomargarine. Vanaf omstreeks 1877 kwamen in Rotterdam de eerste ladingen oleomargarine uit de Verenigde Staten aan; al snel kreeg deze handel een omvang van duizenden tonnen per jaar. Een belangrijke belemmering voor veel fabrikanten viel hierdoor weg: ze hoefden eenvoudigweg naar Rotterdam af te reizen en konden de oleo op de vrije markt kopen.
+
De belangrijkste reden voor de razendsnelle verbreiding in 1879/1880 was de plotselinge beschikbaarheid van grote hoeveelheden oleomargarine. Vanaf omstreeks 1877 kwamen in Rotterdam de eerste ladingen oleomargarine uit de Verenigde Staten aan; al snel kreeg deze handel een omvang van duizenden tonnen per jaar. Een belangrijke belemmering voor veel fabrikanten viel hierdoor weg: ze hoefden eenvoudigweg naar Rotterdam af te reizen en konden de oleo op de vrije markt kopen.[[Afbeelding:TIN19_blz154.jpg|right|thumb|220px|Arbeiders roeren het ruwe oleomargarine]]
 
De firma Jurgens had in de pioniersfase een netwerk van oleo leveranciers opgezet, waarbij de grondstof op contractbasis werd gekocht. Potentiële fabrikanten kwamen hier moeilijk tussen en waren, met uitzondering van Van den Bergh, nauwelijks in staat op eigen gelegenheid aan de oleo margarine te komen. Deze situatie veranderde ingrijpend met de komst van oleo-margarine uit de Verenigde Staten. In de Rotterdamse haven arriveerden tussen 1877 en 1880 grote hoeveelheden oleo, die van uitstekende kwaliteit was en bovendien voor iedereen beschikbaar. De Nederlandse Handel-Maatschappij hield publieke veilingen, waar de verschillende soorten vrij te koop werden aangeboden. Er was een ruime keus en de oleo-margarine ging, afhankelijk van de kwaliteit, voor uiteenlopende prijzen van de hand.
 
De firma Jurgens had in de pioniersfase een netwerk van oleo leveranciers opgezet, waarbij de grondstof op contractbasis werd gekocht. Potentiële fabrikanten kwamen hier moeilijk tussen en waren, met uitzondering van Van den Bergh, nauwelijks in staat op eigen gelegenheid aan de oleo margarine te komen. Deze situatie veranderde ingrijpend met de komst van oleo-margarine uit de Verenigde Staten. In de Rotterdamse haven arriveerden tussen 1877 en 1880 grote hoeveelheden oleo, die van uitstekende kwaliteit was en bovendien voor iedereen beschikbaar. De Nederlandse Handel-Maatschappij hield publieke veilingen, waar de verschillende soorten vrij te koop werden aangeboden. Er was een ruime keus en de oleo-margarine ging, afhankelijk van de kwaliteit, voor uiteenlopende prijzen van de hand.
 
Het is niet precies na te gaan in welk jaar de eerste oleomargarine de Rotterdamse haven binnenkwam. In de Rotterdamse gemeenteverslagen werd de ingevoerde oleo geboekt onder de categorie <roet, smeer, talk en reuzel> en het aandeel van de oleomargarine hierin is daarom niet aan te geven. Vanaf 1881 gaven de Rotterdamse en Amsterdamse Kamers van Koophandel wel specifieke cijfers voor het produkt, maar de eerste jaren zijn het vrij ruwe schattingen. (zie grafiek 5.1)
 
Het is niet precies na te gaan in welk jaar de eerste oleomargarine de Rotterdamse haven binnenkwam. In de Rotterdamse gemeenteverslagen werd de ingevoerde oleo geboekt onder de categorie <roet, smeer, talk en reuzel> en het aandeel van de oleomargarine hierin is daarom niet aan te geven. Vanaf 1881 gaven de Rotterdamse en Amsterdamse Kamers van Koophandel wel specifieke cijfers voor het produkt, maar de eerste jaren zijn het vrij ruwe schattingen. (zie grafiek 5.1)
+
[[Afbeelding:Grafiek_5,1.jpg|thumb|300px]]
  
 
Nota bene: Vóór 1881 werd de oleo geboekt onder de categorie <roet, smeer, talk en reuzel> en is dus geen exact cijfer te geven. De sterk fluctuerende hoeveelheden zijn van grote invloed op de margarine-industrie en geven daarom een goede indicatie van de conjunctuur in deze bedrijfstak.
 
Nota bene: Vóór 1881 werd de oleo geboekt onder de categorie <roet, smeer, talk en reuzel> en is dus geen exact cijfer te geven. De sterk fluctuerende hoeveelheden zijn van grote invloed op de margarine-industrie en geven daarom een goede indicatie van de conjunctuur in deze bedrijfstak.

Versie op 31 jul 2007 12:34