Ontwikkelingen in Denemarken

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
 
Regel 25: Regel 25:
  
 
In de jaren '60 begon in Denemarken een verschuiving van akkerbouw naar veeteelt, onder meer omdat de drassige grond zich daar beter toe leende.
 
In de jaren '60 begon in Denemarken een verschuiving van akkerbouw naar veeteelt, onder meer omdat de drassige grond zich daar beter toe leende.
                                                                                                [[Afbeelding:Tabel_4,3.jpg|thumb|330px|left|]]
+
 
 +
[[Afbeelding:Tabel_4,3.jpg|thumb|330px|left|]]
  
 
De ontwikkelingen werden mede gedragen door enkele grootgrondbezitters die, ook nadat hun macht grondwettelijk sterk was ingeperkt, hun landgoederen en kapitaal als proefterreinen gebruikten voor het algemeen belang. Een markant voorbeeld [[Noten H2#2-15|<sup>[15]</sup>]]  
 
De ontwikkelingen werden mede gedragen door enkele grootgrondbezitters die, ook nadat hun macht grondwettelijk sterk was ingeperkt, hun landgoederen en kapitaal als proefterreinen gebruikten voor het algemeen belang. Een markant voorbeeld [[Noten H2#2-15|<sup>[15]</sup>]]  
Regel 36: Regel 37:
 
Veel anderen uit Tesdorpfs hoge sociale kringen raakten door zijn propaganda geïnteresseerd in diens bevindingen en werkwijzen, en benutten zijn adviezen om hun bedrijfsvoering te wijzigen. Het aantal koeien dat op deze landgoederen aanwezig was, maakte het lonend om voor de zuivelbereiding vrouwen of mannen geheel vrij te stellen van andere taken en investeringen te doen die de kwaliteit van de boter aantoonbaar ten goede kwamen. Al in 1864 waren de grotere landeigenaren begonnen met de opleiding van honderden jonge boeren en boerinnen op cursussen van twee of drie maanden. Deze praktijkcursussen werden in 1867 uitgebreid met een langere opleiding die de Koninklijke Landbouwvereniging organiseerde en waar in 1869 de eerste zuivel[[Begrippenlijst#Consulent|consulent]] zijn diploma ontving. Deze werd in dienst genomen door een plaatselijke landbouwvereniging en kreeg de opdracht om met name de kleinere boeren te helpen bij de verbetering van hun boter- en kaasproduktie.  
 
Veel anderen uit Tesdorpfs hoge sociale kringen raakten door zijn propaganda geïnteresseerd in diens bevindingen en werkwijzen, en benutten zijn adviezen om hun bedrijfsvoering te wijzigen. Het aantal koeien dat op deze landgoederen aanwezig was, maakte het lonend om voor de zuivelbereiding vrouwen of mannen geheel vrij te stellen van andere taken en investeringen te doen die de kwaliteit van de boter aantoonbaar ten goede kwamen. Al in 1864 waren de grotere landeigenaren begonnen met de opleiding van honderden jonge boeren en boerinnen op cursussen van twee of drie maanden. Deze praktijkcursussen werden in 1867 uitgebreid met een langere opleiding die de Koninklijke Landbouwvereniging organiseerde en waar in 1869 de eerste zuivel[[Begrippenlijst#Consulent|consulent]] zijn diploma ontving. Deze werd in dienst genomen door een plaatselijke landbouwvereniging en kreeg de opdracht om met name de kleinere boeren te helpen bij de verbetering van hun boter- en kaasproduktie.  
  
Toch bleef de verbetering in de zuivelkwaliteit nog lang beperkt tot de grote landgoederen. Zij waren het die voornamelijk voor de export werkten - zelfs zo sterk dat alle goede boter werd geëxporteerd en dat voor eigen gebruik desnoods mindere boter van anderen werd aangekocht. Van de kleine pachtboeren maakte omstreeks 1880 pas ongeveer 30% gebruik van de nieuwe methoden, maar het aandeel van de kleine boeren in de totale Deense zuivelproduktie was beperkt.[[Afbeelding:Mesje_van_Carstens.jpg|thumb|250px|right|Hol mesje van Carstens]]
+
Toch bleef de verbetering in de zuivelkwaliteit nog lang beperkt tot de grote landgoederen. Zij waren het die voornamelijk voor de export werkten - zelfs zo sterk dat alle goede boter werd geëxporteerd en dat voor eigen gebruik desnoods mindere boter van anderen werd aangekocht. Van de kleine pachtboeren maakte omstreeks 1880 pas ongeveer 30% gebruik van de nieuwe methoden, maar het aandeel van de kleine boeren in de totale Deense zuivelproduktie was beperkt.
  
Onder Tesdorpf had de Koninklijke Landbouwvereniging aan veeteelt en zuivelbereiding een grote prioriteit gegeven. Systematisch werd gezocht naar verbetering op allerlei fronten. Dat werk werd aanzienlijk bevorderd door het toenemend aantal ex-cursisten en door de landbouwscholen die zich verspreid door het land bevonden. Zij stelden onophoudelijk vragen aan de deskundigen van de Vereniging en leverden zelf een massa [[begrippenlijst#Empirisch|empirisch]] materiaal uit de dagelijkse praktijk. Deze vruchtbare samenwerking resulteerde in de verbeteringen van de Deense zuivel waar de Friezen in de jaren '70 de gevolgen van begonnen te voelen.
+
[[Afbeelding:Mesje_van_Carstens.jpg|thumb|250px|right|Hol mesje van Carstens]]
  
De opmerkelijke verbetering in de boterkwaliteit kon veelal worden bereikt door ogenschijnlijk weinig spectaculaire veranderingen. De landbouworganisaties en hun leraren lieten hun cursisten zien wat er gebeurde als men hun aanwijzingen precies opvolgde. Nauwkeurige omschrijvingen van hoe er wel, en vooral hoe er nìet gewerkt moest worden: dat waren de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek. Hygiëne bij het melken, in de stallen, in de melkkelders en bij het bewerken van de room en de boter; controle van de temperatuur van melk en room door middel van een thermometer in plaats van met de hand; het gebruik van metalen in plaats van houten emmers en gereedschappen.  
+
Onder Tesdorpf had de Koninklijke Landbouwvereniging aan veeteelt en zuivelbereiding een grote prioriteit gegeven. Systematisch werd gezocht naar verbetering op allerlei fronten. Dat werk werd aanzienlijk bevorderd door het toenemend aantal ex-cursisten en door de landbouwscholen die zich verspreid door het land bevonden. Zij stelden onophoudelijk vragen aan de deskundigen van de Vereniging en leverden zelf een massa [[begrippenlijst#Empirisch|empirisch]] materiaal uit de dagelijkse praktijk. Deze vruchtbare samenwerking resulteerde in de verbeteringen van de Deense zuivel waar de [[De Nederlandse boterhandel|'''Friezen''']] in de jaren '70 de gevolgen van begonnen te voelen.
 +
 
 +
De opmerkelijke verbetering in de boterkwaliteit kon veelal worden bereikt door ogenschijnlijk weinig spectaculaire veranderingen. De landbouworganisaties en hun leraren lieten hun cursisten zien wat er gebeurde als men hun aanwijzingen precies opvolgde. Nauwkeurige omschrijvingen van hoe er wel, en vooral hoe er nìet gewerkt moest worden: dat waren de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek. [[De praktijk van de zuivelleraar|'''Hygiëne bij het melken''']], in de stallen, in de melkkelders en bij het bewerken van de room en de boter; controle van de temperatuur van melk en room door middel van een thermometer in plaats van met de hand; het gebruik van metalen in plaats van houten emmers en gereedschappen.  
  
 
Dankzij dit soort vrij eenvoudige aanwijzingen slaagde men erin om daadwerkelijk meer boter te maken. Aanvankelijk leverde 100 l melk, net als in Friesland, zo'n 2,5 tot 3 kg boter op, maar als men de voorschriften in acht nam, liep de opbrengst al snel tegen de 4 kg. Bovendien was de boter steviger en, naar het oordeel van de afnemers, beter van smaak.  
 
Dankzij dit soort vrij eenvoudige aanwijzingen slaagde men erin om daadwerkelijk meer boter te maken. Aanvankelijk leverde 100 l melk, net als in Friesland, zo'n 2,5 tot 3 kg boter op, maar als men de voorschriften in acht nam, liep de opbrengst al snel tegen de 4 kg. Bovendien was de boter steviger en, naar het oordeel van de afnemers, beter van smaak.  
Regel 46: Regel 49:
 
De zuivelcursussen hadden tot gevolg dat er meer eenheid kwam in de [[De commissie Pasma|'''boterbereidingsmethoden''']] op de boerderijen. Tot dan toe waren de werkwijzen mondeling van moeder op dochter doorgegeven en zo kende elke familie wel haar eigen ambachtelijke geheimen. Maar in die traditie bestonden allerlei omschrijvingen die niet uniform waren. Want hoe nauwkeurig is 'warm', 'te koud', 'snel', 'schoon', als de beoordeling gaat via de subjectieve zintuiglijke waarneming? Bij de boterbereiding leidde dat tot kwaliteitsverschillen, zelfs van boerderij tot boerderij. Die verschillen wreekten zich als de boter van de ene boerderij werd samengevoegd met die van een andere: de minst goede partij had een sterkere invloed op het geheel dan de beste kluiten.
 
De zuivelcursussen hadden tot gevolg dat er meer eenheid kwam in de [[De commissie Pasma|'''boterbereidingsmethoden''']] op de boerderijen. Tot dan toe waren de werkwijzen mondeling van moeder op dochter doorgegeven en zo kende elke familie wel haar eigen ambachtelijke geheimen. Maar in die traditie bestonden allerlei omschrijvingen die niet uniform waren. Want hoe nauwkeurig is 'warm', 'te koud', 'snel', 'schoon', als de beoordeling gaat via de subjectieve zintuiglijke waarneming? Bij de boterbereiding leidde dat tot kwaliteitsverschillen, zelfs van boerderij tot boerderij. Die verschillen wreekten zich als de boter van de ene boerderij werd samengevoegd met die van een andere: de minst goede partij had een sterkere invloed op het geheel dan de beste kluiten.
  
De leraren die de cursussen gaven, hadden echter allemaal dezelfde opleiding, dezelfde theoretische achtergrond en bleven op de hoogte van de meest recente inzichten op hun vakgebied. Zij demonstreerden overal dezelfde werkwijze en hun aanwijzingen werden vrij algemeen opgevolgd. Daarmee verdwenen de grote onderlinge verschillen en men verkreeg langzamerhand boter die veel gelijksoortiger was dan voorheen, ongeacht het dorp, de streek of de boerderij. De landbouwverenigingen wisten langzamerhand hun leden te overtuigen van het kwaliteitsvoordeel dat deze eenheid van werken zou opleveren en dat ook in de verkoopprijs tot uitdrukking kwam.[[Afbeelding:TIN19_blz109.jpg|thumb|340px|left|Uit het Nederlandsch Weekblad voor Zuivelbereiding en Veeteelt, 1899.]]
+
De leraren die de cursussen gaven, hadden echter allemaal dezelfde opleiding, dezelfde theoretische achtergrond en bleven op de hoogte van de meest recente inzichten op hun vakgebied. Zij demonstreerden overal dezelfde werkwijze en hun aanwijzingen werden vrij algemeen opgevolgd. Daarmee verdwenen de grote onderlinge verschillen en men verkreeg langzamerhand boter die veel gelijksoortiger was dan voorheen, ongeacht het dorp, de streek of de boerderij. De landbouwverenigingen wisten langzamerhand hun leden te overtuigen van het kwaliteitsvoordeel dat deze eenheid van werken zou opleveren en dat ook in de verkoopprijs tot uitdrukking kwam.
 +
 
 +
[[Afbeelding:TIN19_blz109.jpg|thumb|340px|left|Uit het Nederlandsch Weekblad voor Zuivelbereiding en Veeteelt, 1899.]]
  
  

Huidige versie van 22 apr 2008 om 11:11