Opkomst van grootschalige productie en distributie

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 22: Regel 22:
  
 
Kartelvorming en fusies waren veelvoorkomende strategieën om risico’s van grootschalige productie te verminderen. Een andere werkwijze, die in Nederland in landbouw en voeding een hoge vlucht nam, was de [[Begrippenlijst#Cooperatie|coöperatie]]: een samenwerkingsverband dat de tussenhandel of de fabrikant uitschakelde. Zo verplaatste de boterproductie zich aan het eind van de 19de eeuw van de boerderij naar de fabriek. De boer had daarbij de keuze om zijn melk aan een particuliere fabriek te verkopen of met andere boeren een zuivelcoöperatie op te richten. Behalve verwerkingscoöperaties ontstonden er kredietcoöperaties (zoals de Rabobank), aankoopcoöperaties (zoals de Boerenbond) en afzetcoöperaties (bijvoorbeeld coöperatieve veilingen).
 
Kartelvorming en fusies waren veelvoorkomende strategieën om risico’s van grootschalige productie te verminderen. Een andere werkwijze, die in Nederland in landbouw en voeding een hoge vlucht nam, was de [[Begrippenlijst#Cooperatie|coöperatie]]: een samenwerkingsverband dat de tussenhandel of de fabrikant uitschakelde. Zo verplaatste de boterproductie zich aan het eind van de 19de eeuw van de boerderij naar de fabriek. De boer had daarbij de keuze om zijn melk aan een particuliere fabriek te verkopen of met andere boeren een zuivelcoöperatie op te richten. Behalve verwerkingscoöperaties ontstonden er kredietcoöperaties (zoals de Rabobank), aankoopcoöperaties (zoals de Boerenbond) en afzetcoöperaties (bijvoorbeeld coöperatieve veilingen).
Schaalvergroting deed zich niet alleen voor in de productie, maar ook in andere delen van de voedingsmidelenketen. In de detailhandel bijvoorbeeld, zien wij voor de Tweede Wereldoorlog de opkomst van het grootwinkelbedrijf. En wel in twee vormen: als exploitatie van een groot aantal winkels door één onderneming (onder andere Albert Heijn en De Gruijter) of als een gemeenschappelijke inkooporganisatie van zelfstandige winkeliers (bijvoorbeeld de Spar). De winkels op zich bleven nog lange tijd kleinschalig. Na de Tweede Wereldoorlog verscheen eerst de zelfbedieningszaak en vervolgens de supermarkt. De kleine ‘kruidenier op de hoek’ verdween daarmee na 1960 in hoogl tempo uit het straatbeeld. Alleen door specialisatie kon de winkelier zich als warme bakker, groentenwinkel, leverancier van Chinese eetwaren en dergelijke handhaven.
+
 
 +
 
 +
Schaalvergroting deed zich niet alleen voor in de productie, maar ook in andere delen van de voedingsmidelenketen.  
 +
In de detailhandel bijvoorbeeld, zien wij voor de Tweede Wereldoorlog de opkomst van het grootwinkelbedrijf. En wel in twee vormen: als exploitatie van een groot aantal winkels door één onderneming (onder andere Albert Heijn en De Gruijter) of als een gemeenschappelijke inkooporganisatie van zelfstandige winkeliers (bijvoorbeeld de Spar). De winkels op zich bleven nog lange tijd kleinschalig. Na de Tweede Wereldoorlog verscheen eerst de zelfbedieningszaak en vervolgens de supermarkt. De kleine ‘kruidenier op de hoek’ verdween daarmee na 1960 in hoogl tempo uit het straatbeeld. Alleen door specialisatie kon de winkelier zich als warme bakker, groentenwinkel, leverancier van Chinese eetwaren en dergelijke handhaven.

Versie op 28 mrt 2008 21:22