Voedingsmiddelen, ingrediënten en toevoegingen

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 1: Regel 1:
 
[[Afbeelding:05_G357_V_5_1.JPG|thumb|400px|left|Het 'componeren' van een specifieke geur gebeurde bij een aantal bedrijven in Nederland aan het odeur-orgel (1950).]]
 
[[Afbeelding:05_G357_V_5_1.JPG|thumb|400px|left|Het 'componeren' van een specifieke geur gebeurde bij een aantal bedrijven in Nederland aan het odeur-orgel (1950).]]
 
  
 
'''Twijfel aan fabrieksvoedsel'''
 
'''Twijfel aan fabrieksvoedsel'''
  
 +
In 1973 verscheen het boek Voedsel in Nederland. Gezondheid, bedrog en vergif.[[Noten TIN20-3-H5#5-1|<sup>[1]</sup>]]
 +
Daarin stelden de auteurs, een schrijverscollectief van de Bond van Wetenschappelijke Arbeiders (BWA) onder redactie van Lucas Reijnders en Rob Sijmons, een aantal kritische vragen. Deze waren gericht aan producenten en verhandelaars van voedsel, aan de overheid en aan het consumentenpubliek zelf. De schrijvers twijfelden aan de goede bedoelingen van (sommige) producenten en distributeurs. Was de levensmiddelenproductie eigenlijk wel ''‘afgestemd op een goede - gezonde en smakelijke - voeding’'' of was er iets anders aan de hand?
 +
 +
Voorts waren ze van mening dat aan de effectiviteit van het overheidsbeleid dienaangaande van alles schortte en dat de invloed van consumenten op de voedingsmiddelenmarkt te gering was en versterkt diende te worden. Van fabrieksvoedsel niets dan onheil, zo luidde de boodschap van Reijnders en Sijmons.
 +
 +
Consumenten figureerden in hun ogen als slachtoffers, terwijl producenten en handelaars als profiteurs werden voorgesteld. De gezondheid en eetlust van eters zou worden bedreigd door het overmatig gebruik van [[Begrippenlijst#Additieven|additieven]] en het onnodig componeren van voedsel.
  
In 1973 verscheen het boek Voedsel in Nederland. Gezondheid, bedrog en vergif.[[Noten TIN20-3-H5#5-1|<sup>[1]</sup>]] Daarin stelden de auteurs, een schrijverscollectief van de Bond van Wetenschappelijke Arbeiders (BWA) onder redactie van Lucas Reijnders en Rob Sijmons, een aantal kritische vragen. Deze waren gericht aan producenten en verhandelaars van voedsel, aan de overheid en aan het consumentenpubliek zelf. De schrijvers twijfelden aan de goede bedoelingen van (sommige) producenten en distributeurs. Was de levensmiddelenproductie eigenlijk wel ''‘afgestemd op een goede - gezonde en smakelijke - voeding’'' of was er iets anders aan de hand? Voorts waren ze van mening dat aan de effectiviteit van het overheidsbeleid dienaangaande van alles schortte en dat de invloed van consumenten op de voedingsmiddelenmarkt te gering was en versterkt diende te worden. Van fabrieksvoedsel niets dan onheil, zo luidde de boodschap van Reijnders en Sijmons.  
+
Producten waren in hun onbewerkte staat immers veel gezonder, dat wil zeggen: ze zouden meer [[Voedingswaarde en kwaliteit van voedsel|'''voedingswaarde''']] bezitten. De overheid deed middels de Warenwet wel iets, meenden ze, maar niet voldoende.  
  
Consumenten figureerden in hun ogen als slachtoffers, terwijl producenten en handelaars als profiteurs werden voorgesteld. De gezondheid en eetlust van eters zou worden bedreigd door het overmatig gebruik van additieven en het onnodig componeren van voedsel. Producten waren in hun onbewerkte staat immers veel gezonder, dat wil zeggen: ze zouden meer [[Voedingswaarde en kwaliteit van voedsel|'''voedingswaarde''']] bezitten. De overheid deed middels de Warenwet wel iets, meenden ze, maar niet voldoende.  
+
Het ontbrak consumenten bovendien aan het nodige voedselbewustzijn. De komst van gemaksvoedsel ([[Begrippenlijst#Convenience-food|convenience food]]) uit Amerika, waar het al dertig procent van de markt uitmaakte en de primaire producten als brood, melk, groente en fruit had verdrongen, was totaal overbodig. De industrie propageerde dit type voedsel immers niet meer als ‘noodvoorziening’, maar als dagelijks voedsel. ‘Niet gezond waarschijnlijk’, meenden de auteurs. Bejaarden en andere kwetsbare groepen moesten die producten maar liever niet eten.  
  
Het ontbrak consumenten bovendien aan het nodige voedselbewustzijn. De komst van gemaksvoedsel (convenience food) uit Amerika, waar het al dertig procent van de markt uitmaakte en de primaire producten als brood, melk, groente en fruit had verdrongen, was totaal overbodig. De industrie propageerde dit type voedsel immers niet meer als ‘noodvoorziening’, maar als dagelijks voedsel. ‘Niet gezond waarschijnlijk’, meenden de auteurs. Bejaarden en andere kwetsbare groepen moesten die producten maar liever niet eten. Voorts wezen ze op de trend van imitatie. Synthetische producten van goedkope grondstoffen waren van slechtere kwaliteit, maar leverden grotere fabriekswinsten op. KlopKlop (imitatieslagroom), bestaande uit suiker, plantaardige olie, eiwit en emulgeermiddelen, was een dergelijk product. Ten slotte kon ook de verpakking nadelig uitwerken op de prijs en de gezondheid.[[Noten TIN20-3-H5#5-2|<sup>[2]</sup>]]  
+
Voorts wezen ze op de trend van imitatie. [[Begrippenlijst#Synthetisch|Synthetische]] producten van goedkope grondstoffen waren van slechtere kwaliteit, maar leverden grotere fabriekswinsten op. KlopKlop (imitatieslagroom), bestaande uit suiker, plantaardige olie, eiwit en [[Begrippenlijst#Emulgeermiddel|emulgeermiddelen]], was een dergelijk product. Ten slotte kon ook de verpakking nadelig uitwerken op de prijs en de gezondheid.[[Noten TIN20-3-H5#5-2|<sup>[2]</sup>]]  
  
  

Versie op 11 apr 2008 15:39