Vroege autogeschiedenis (tot 1914): Opleidingen voor chauffeurs en autotechnici

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 1: Regel 1:
Er is nauwelijks onderzoek gedaan naar de details van het [[Vroege autogeschiedenis (tot 1914): visie en het werkelijke gebruik|'''vroege autogebruik''']] en met name niet naar de technische component van dit gebruik, waaronder het zelf sleutelen door gebruikers. In het algemeen bestaat echter de indruk dat in de Verenigde Staten, onder andere vanwege de hoge personeelskosten, het verschijnsel van de [[Afbeelding:fongers_rijschool.jpg|280px|thumb|right|Uit De Kampioen van 15 januari 1909: Een kijkje in de Fongers rijschool te Groningen.]] eigenaar-chauffeur veel meer voorkwam dan in Europa. Die indruk wordt in ieder geval voor wat Nederland betreft ruimschoots bevestigd. Zo werden in 1902 in Haarlem en omgeving 36 rijvergunningen verstrekt, waarvan 25 aan chauffeurs[[Noten H3#3-23|<sup>[23]</sup>]].  Kort daarop werden de eerste chauffeursopleidingen opgezet. In Nederland kwam er op initiatief van de inmiddels koninklijke NAC, de KNAC, en de in 1893 opgerichte RI (Nederlandsche Vereeniging ‘De Rijwiel-Industrie’, de latere RAI) in 1906 een tot stand, als onderdeel van de Haagse [[Begrippenlijst#Ambachtsschool|ambachtsschool]]. Beroepschauffeurs konden er een cursus van twee en een halve maand volgen, eigenaar-chauffeurs konden volstaan met een cursus van een maand. Tot begin jaren twintig volgden 395 beroepschauffeurs en 271 particulieren een opleiding, een aanwijzing voor het hoge aandeel beroepschauffeurs (59%) onder de vroege Nederlandse autorijders. Directeur was de ex-KMA’er, gerepatrieerde Indië-ganger en civiel en elektrotechnisch ingenieur G.F. Steinbuch, de latere auteur van een toonaangevend autotechnisch handboek en op dat moment tegelijk hoofdredacteur van De Auto (NAC) en van het Technisch Bijblad van De Kampioen (ANWB).  
+
Er is nauwelijks onderzoek gedaan naar de details van het [[Vroege autogeschiedenis (tot 1914): visie en het werkelijke gebruik|'''vroege autogebruik''']] en met name niet naar de technische component van dit gebruik, waaronder het zelf sleutelen door gebruikers. In het algemeen [[Afbeelding:fongers_rijschool.jpg|280px|thumb|right|Uit De Kampioen van 15 januari 1909: Een kijkje in de Fongers rijschool te Groningen.]] bestaat echter de indruk dat in de Verenigde Staten, onder andere vanwege de hoge personeelskosten, het verschijnsel van de eigenaar-chauffeur veel meer voorkwam dan in Europa. Die indruk wordt in ieder geval voor wat Nederland betreft ruimschoots bevestigd. Zo werden in 1902 in Haarlem en omgeving 36 rijvergunningen verstrekt, waarvan 25 aan chauffeurs[[Noten H3#3-23|<sup>[23]</sup>]].  Kort daarop werden de eerste chauffeursopleidingen opgezet. In Nederland kwam er op initiatief van de inmiddels koninklijke NAC, de KNAC, en de in 1893 opgerichte RI (Nederlandsche Vereeniging ‘De Rijwiel-Industrie’, de latere RAI) in 1906 een tot stand, als onderdeel van de Haagse [[Begrippenlijst#Ambachtsschool|ambachtsschool]]. Beroepschauffeurs konden er een cursus van twee en een halve maand volgen, eigenaar-chauffeurs konden volstaan met een cursus van een maand. Tot begin jaren twintig volgden 395 beroepschauffeurs en 271 particulieren een opleiding, een aanwijzing voor het hoge aandeel beroepschauffeurs (59%) onder de vroege Nederlandse autorijders. Directeur was de ex-KMA’er, gerepatrieerde Indië-ganger en civiel en elektrotechnisch ingenieur G.F. Steinbuch, de latere auteur van een toonaangevend autotechnisch handboek en op dat moment tegelijk hoofdredacteur van De Auto (NAC) en van het Technisch Bijblad van De Kampioen (ANWB).  
  
  

Versie op 26 jul 2006 11:22