Vroege autogeschiedenis (tot 1914): visie en het werkelijke gebruik

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
 
Regel 7: Regel 7:
 
'''Het werkelijke gebruik'''
 
'''Het werkelijke gebruik'''
  
Het was een historisch toeval dat de bruikbaarheid van de auto voor andere dan louter ‘sportieve’ doeleinden al vroeg definitief op de nationale agenda plaatste. Met de spoorwegstaking van 1903 werd het land in één klap afhankelijk van de moderne transportmiddelen fiets en auto [[Noten#3-32|[32]]].  In een vaderlandslievende actie had het NAC-bestuur zijn leden telegrafisch verzocht hun auto’s aan leger en politie ter beschikking te stellen. Alleen al in Amsterdam en Den Haag waren dadelijk 26 auto’s beschikbaar. Met snelheden die normaal absoluut niet toegestaan waren, de begeleiders gewapend met een ‘rijksrevolver’, raceten de nieuwe helden nu in het algemeen belang door Nederland. Het was, zo stelde Peugeot-importeur Verwey & Lugard tevreden vast in een brochure (die pas een jaar later werd uitgebracht om geen ‘wonden ... open te rijten’), één ‘Reuzen-betrouwbaarheidsrit’ [[Noten#3-33|[33]]].  Verbaasd kwam de Kampioen achteraf tot de vaststelling: ‘(D)at duizenden “tegenstanders” in deze dagen vrienden van het rijwiel en de automobiel geworden zijn, dat honderden vreesachtigen hun vrees thans ridicuul vinden, ja, dat zelfs de hoogste autoriteiten, die door strenge wetten het automobilisme onder den duim hielden, thans bij het automobilisme hun toevlucht in de benauwdheid van het gestoord verkeer hebben gezocht, dat was zoo verrassend door zijn volkomen nieuwheid, dat niemand het had kunnen voorspellen [[Noten#3-34|[34]]].’  Ook het Handelsblad was lovend over ‘de reddende automobiel’.  Dat laatste was opmerkelijk, omdat juist het Handelsblad zich aanvankelijk een voorstander betoonde van het superbeschaafde avontuur van de elektrische auto en geen goed woord overhad voor de parvenu’s van het vroege automobilisme[[Noten#3-35|[35]]].  
+
Het was een historisch toeval dat de bruikbaarheid van de auto voor andere dan louter ‘sportieve’ doeleinden al vroeg definitief op de nationale agenda plaatste. Met de spoorwegstaking van 1903 werd het land in één klap afhankelijk van de moderne transportmiddelen fiets en auto [[Noten#3-32|[32]]].  In een vaderlandslievende actie had het NAC-bestuur zijn leden telegrafisch verzocht hun auto’s aan leger en politie ter beschikking te stellen. Alleen al in Amsterdam en Den Haag waren dadelijk 26 auto’s beschikbaar. Met snelheden die normaal absoluut niet toegestaan waren, de begeleiders gewapend met een ‘rijksrevolver’, raceten de nieuwe helden nu in het algemeen belang door Nederland. Het was, zo stelde Peugeot-importeur Verwey & Lugard tevreden vast in een brochure (die pas een jaar later werd uitgebracht om geen ‘wonden ... open te rijten’), één ‘Reuzen-betrouwbaarheidsrit’ [[Noten#3-33|[33]]].  Verbaasd kwam de Kampioen achteraf tot de vaststelling: ‘(D)at duizenden “tegenstanders” in deze dagen vrienden van het rijwiel en de automobiel geworden zijn, dat honderden vreesachtigen hun vrees thans ridicuul vinden, ja, dat zelfs de hoogste autoriteiten, die door strenge wetten het automobilisme onder den duim hielden, thans bij het automobilisme hun toevlucht in de benauwdheid van het gestoord verkeer hebben gezocht, dat was zoo verrassend door zijn volkomen nieuwheid, dat niemand het had kunnen voorspellen [[Noten#3-34|[34]]].’  Ook het Handelsblad was lovend over ‘de reddende automobiel’ [[Noten#3-35|[35]]].  Dat laatste was opmerkelijk, omdat juist het Handelsblad zich aanvankelijk een voorstander betoonde van het superbeschaafde avontuur van de elektrische auto en geen goed woord overhad voor de parvenu’s van het vroege automobilisme [[Noten#3-36|[36]]].  
Ondanks deze opsteker voor de Nederlandse autobranche, echter, leek Meijer vier jaar later een roepende in de woestijn met zijn pleidooi voor een utilitair gebruik. Zelfs de artsen, waarop de ANWB in navolging van het buitenland zijn hoop had gevestigd, leken aanvankelijk Meijers oproep niet te volgen. In Nederland lijken de artsen zich in eerste instantie vooral van de motorfiets te hebben bediend, waarvan het park tot ver in de jaren twintig dat der auto’s overheerste [[Noten#3-36|[36]]].
+
Ondanks deze opsteker voor de Nederlandse autobranche, echter, leek Meijer vier jaar later een roepende in de woestijn met zijn pleidooi voor een utilitair gebruik. Zelfs de artsen, waarop de ANWB in navolging van het buitenland zijn hoop had gevestigd, leken aanvankelijk Meijers oproep niet te volgen. In Nederland lijken de artsen zich in eerste instantie vooral van de motorfiets te hebben bediend, waarvan het park tot ver in de jaren twintig dat der auto’s overheerste [[Noten#3-37|[37]]].

Versie op 13 jun 2006 19:35