Warenwet en vleeskeuringswet

Van Techniek in Nederland

Ga naar: navigatie, zoek
Regel 5: Regel 5:
 
De mobilisatietijd had de dringende noodzaak van een landelijke wetgeving eens te meer aangetoond. Door de heersende schaarste had de vervalsing van voedingsmiddelen ernstige vormen aangenomen. Een stroom van [[Nieuwe producten op de voedingsmarkt|'''surrogaten''']] was op de markt gekomen, producten die de gezondheid bedreigden en oneerlijke handelspraktijken met zich meebrachten. Toevoeging van oneigenlijke stoffen en schadelijke conserveermiddelen, zoals salicylzuur en [[begrippenlijst#Fluorwaterstof|fluorwaterstof]] waren aan de orde van de dag.[[Noten TIN20-3-H2#2-98|<sup>[98]</sup>]]  
 
De mobilisatietijd had de dringende noodzaak van een landelijke wetgeving eens te meer aangetoond. Door de heersende schaarste had de vervalsing van voedingsmiddelen ernstige vormen aangenomen. Een stroom van [[Nieuwe producten op de voedingsmarkt|'''surrogaten''']] was op de markt gekomen, producten die de gezondheid bedreigden en oneerlijke handelspraktijken met zich meebrachten. Toevoeging van oneigenlijke stoffen en schadelijke conserveermiddelen, zoals salicylzuur en [[begrippenlijst#Fluorwaterstof|fluorwaterstof]] waren aan de orde van de dag.[[Noten TIN20-3-H2#2-98|<sup>[98]</sup>]]  
  
Ook kleurstoffen waren geliefde producten om voedingsmiddelen een schone schijn te geven, bijvoorbeeld bij boter [[begrippenlijst#Aniline|anilinegeel]] of teerkleurstof, vlees en worst ([[begrippenlijst#Nitriet|nitriet]]) en geconserveerde vruchten [[begrippenlijst#Kopersulfaat|kopersulfaat]]. Botergeel op basis van plantaardige stoffen, zoals [[begrippenlijst#Saffraan|saffraan]] of [[begrippenlijst#kurkuma|kurkuma]], werd overigens ook door ambachtelijke boterbereiders al toegepast.[[Noten TIN20-3-H2#2-99|<sup>[99]</sup>]]   
+
Ook [[Geur- en smaakstoffen|'''kleurstoffen''']] waren geliefde producten om voedingsmiddelen een schone schijn te geven, bijvoorbeeld bij boter [[begrippenlijst#Aniline|anilinegeel]] of teerkleurstof, vlees en worst ([[begrippenlijst#Nitriet|nitriet]]) en geconserveerde vruchten [[begrippenlijst#Kopersulfaat|kopersulfaat]]. Botergeel op basis van plantaardige stoffen, zoals [[begrippenlijst#Saffraan|saffraan]] of [[begrippenlijst#kurkuma|kurkuma]], werd overigens ook door ambachtelijke boterbereiders al toegepast.[[Noten TIN20-3-H2#2-99|<sup>[99]</sup>]]   
 +
 
 
Chemici discussieerden over de (on)schadelijkheid van deze stoffen. Duidelijkheid bestond er echter niet en wettelijke regels konden de fabrikanten niet worden opgelegd.  
 
Chemici discussieerden over de (on)schadelijkheid van deze stoffen. Duidelijkheid bestond er echter niet en wettelijke regels konden de fabrikanten niet worden opgelegd.  
  
Het was lange tijd een groot probleem om vervalsingen op te sporen. De al eerder genoemde opkomst van de chemie schiep echter betere mogelijkheden de producten op vervalsingen te controleren. Oneigenlijke stoffen konden nu worden geanalyseerd en hun aanwezigheid kon worden aangetoond. [[Afbeelding:05_G357_V_2_1.JPG|thumb|300px|left|Een centrale keuken in Amsterdam in 1918, waar dagelijks tussen de middag tweeduizend porties warme maaltijden werden verstrekt.]]
+
Het was lange tijd een groot probleem om vervalsingen op te sporen. De al eerder genoemde opkomst van de chemie schiep echter betere mogelijkheden de producten op vervalsingen te controleren. Oneigenlijke stoffen konden nu worden geanalyseerd en hun aanwezigheid kon worden aangetoond.  
 +
 
 +
[[Afbeelding:05_G357_V_2_1.JPG|thumb|300px|left|Een centrale keuken in Amsterdam in 1918, waar dagelijks tussen de middag tweeduizend porties warme maaltijden werden verstrekt.]]
  
  
Regel 14: Regel 17:
 
'''Totstandkoming Warenwet en Vleeskeuringsweg een moeizaam proces'''
 
'''Totstandkoming Warenwet en Vleeskeuringsweg een moeizaam proces'''
  
De Warenwet en de Vleeskeuringswet waren bijzonder moeizaam totstandgekomen, ondanks de door vele belangengroepen benadrukte urgentie. De kennis en de techniek voor effectief toezicht op de voedingsmiddelen waren aan het einde van de negentiende eeuw weliswaar verbeterd, maar niet onomstreden. Aan de politieke wil had het geheel ontbroken. Van oudsher was enige beperkte lokale controle op enkele handelsproducten gebruikelijk in Nederland en elders. Voor de dagelijkse voeding zorgden de huishoudens zelf. Met de toenemende geografische afstand tussen productie en consumptie door de industrialisering van voedsel werd gebrek aan keuring van alledaagse voedingsmiddelen echter problematisch.  
+
De Warenwet en de Vleeskeuringswet waren bijzonder moeizaam totstandgekomen, ondanks de door vele belangengroepen benadrukte urgentie. De kennis en de techniek voor effectief toezicht op de voedingsmiddelen waren aan het einde van de negentiende eeuw weliswaar verbeterd, maar niet onomstreden. Aan de politieke wil had het geheel ontbroken. Van oudsher was enige beperkte lokale controle op enkele handelsproducten gebruikelijk in Nederland en elders. Voor de dagelijkse voeding zorgden de huishoudens zelf. Met de toenemende [[Begrippenlijst#Geografische-afstand|geografische afstand]] tussen productie en consumptie door de industrialisering van voedsel werd gebrek aan keuring van alledaagse voedingsmiddelen echter problematisch.  
  
 
Algemene wettelijke controle had sinds de afschaffing van de gildenbepalingen in de Franse Tijd niet meer bestaan. Consumenten waren daardoor al een eeuw lang aan grote risico’s blootgesteld geweest, vooral indien zij arm, ziek, jeugdig of bejaard waren. Een overkoepelende nationale wetgeving voor de bescherming van consumenten, handelaars en uiteindelijk ook producenten zelf, liet in Nederland, in vergelijking met bijvoorbeeld Frankrijk (1851), Engeland (1875) en Duitsland (1879), erg lang op zich wachten. Het liberale klimaat en de gedurige ruzies tussen belangengroepen, geleerden en ambtenaren over financiën, standaarden en methoden waren hiervan de oorzaak.  
 
Algemene wettelijke controle had sinds de afschaffing van de gildenbepalingen in de Franse Tijd niet meer bestaan. Consumenten waren daardoor al een eeuw lang aan grote risico’s blootgesteld geweest, vooral indien zij arm, ziek, jeugdig of bejaard waren. Een overkoepelende nationale wetgeving voor de bescherming van consumenten, handelaars en uiteindelijk ook producenten zelf, liet in Nederland, in vergelijking met bijvoorbeeld Frankrijk (1851), Engeland (1875) en Duitsland (1879), erg lang op zich wachten. Het liberale klimaat en de gedurige ruzies tussen belangengroepen, geleerden en ambtenaren over financiën, standaarden en methoden waren hiervan de oorzaak.  
  
Sommige gemeenten hadden intussen het voortouw genomen door zelf regels uit te vaardigen. In 1900 werd bijvoorbeeld een melkboer in Rotterdam beboet wegens het spoelen van de melkbussen in vervuild slootwater, waardoor het gehalte aan [[begrippenlijst#Colibacteriën|
+
Sommige gemeenten hadden intussen het voortouw genomen door zelf regels uit te vaardigen. In 1900 werd bijvoorbeeld een melkboer in Rotterdam beboet wegens het spoelen van de melkbussen in vervuild slootwater, waardoor het gehalte aan [[begrippenlijst#Colibacteriën|colibacteriën]] ontoelaatbaar hoog was.[[Noten TIN20-3-H2#2-100|<sup>[100]</sup>]]  
colibacteriën]] ontoelaatbaar hoog was.[[Noten TIN20-3-H2#2-100|<sup>[100]</sup>]] Een essentieel struikelblok vormde de definitie van wat precies een strafbaar feit was en volgens welke normen voedingsmiddelen moesten zijn samengesteld. Sancties waren niet effectief en van plaats tot plaats werden verschillende standaarden aangelegd.  
+
 
 +
Een essentieel struikelblok vormde de definitie van wat precies een strafbaar feit was en volgens welke normen voedingsmiddelen moesten zijn samengesteld. Sancties waren niet effectief en van plaats tot plaats werden verschillende standaarden aangelegd.  
 
Met name de kwaliteit van vlees, vis en melk liet zeer te wensen over. Door de lage inkomens van een groot deel van de stadsbevolking konden handelaren ook vlees van zieke dieren, bedorven vis of besmette melk gemakkelijk slijten. Vaak was het niet meer dan afval wat de mindere man verkocht werd. De regulering van de vleeskeuring van gemeentewege functioneerde slechts in enkele steden, zoals in Rotterdam. De controle werd belemmerd door voortdurende onenigheid tussen slagers, artsen, veeartsen, gemeenteambtenaren en bestuurders.[[Noten TIN20-3-H2#2-101|<sup>[101]</sup>]]  
 
Met name de kwaliteit van vlees, vis en melk liet zeer te wensen over. Door de lage inkomens van een groot deel van de stadsbevolking konden handelaren ook vlees van zieke dieren, bedorven vis of besmette melk gemakkelijk slijten. Vaak was het niet meer dan afval wat de mindere man verkocht werd. De regulering van de vleeskeuring van gemeentewege functioneerde slechts in enkele steden, zoals in Rotterdam. De controle werd belemmerd door voortdurende onenigheid tussen slagers, artsen, veeartsen, gemeenteambtenaren en bestuurders.[[Noten TIN20-3-H2#2-101|<sup>[101]</sup>]]  
  
De stemmen die de overheid aansprakelijk hielden voor de gezondheidsproblemen die werden veroorzaakt door het eten van besmet of onhygiënisch behandeld vlees, werden rond de eeuwwisseling steeds luider. In 1900 meldde het ministerie van Binnenlandse Zaken dat met de voorbereiding van wetgeving tegen ondeugdelijk vlees was begonnen, maar er gebeurde verder weinig. Ook op dit gebied lag het initiatief bij de gemeenten, die, zoals eerder vermeld, openbare abattoirs aan de rand van de stad bouwden. Onderzoek naar de vleeskwaliteit werd vergemakkelijkt door de oprichting van aan abattoirs verbonden laboratoria. [[Afbeelding:05_G357_V_2_10.JPG|thumb|335px|left|Leden van de Rijkscommissie van Toezicht van de Vleesvereniging bezoeken de rundvleessnijafdeling van Hartog in Oss. (1916)]]De Centrale Gezondheidsraad drong vanaf het begin van haar bestaan aan op rijkskeuring van vlees.[[Noten TIN20-3-H2#2-102|<sup>[102]</sup>]] De rijksoverheid kon zich door de groeiende omvang van de vleeshandel uiteindelijk niet meer afzijdig houden en ontwierp met het oog op het exportbelang van de landbouw in 1902 een rijkskeurmerk en een nog beperkte Vleeskeuringswet in 1909. De Nederlandse consumenten waren hiermee nog niet beschermd. Intussen steeg het vleesverbruik en daarmee de noodzaak tot voorkoming van vleesvergiftiging, tuberculose en andere ziekten door het eten van besmet vlees. Pas in 1913 diende de regering een ontwerp-Vleeskeuringswet in, die in 1919 door het parlement werd aangenomen.[[Noten TIN20-3-H2#2-103|<sup>[103]</sup>]]  
+
De stemmen die de overheid aansprakelijk hielden voor de gezondheidsproblemen die werden veroorzaakt door het eten van besmet of onhygiënisch behandeld vlees, werden rond de eeuwwisseling steeds luider. In 1900 meldde het ministerie van Binnenlandse Zaken dat met de voorbereiding van wetgeving tegen ondeugdelijk vlees was begonnen, maar er gebeurde verder weinig. Ook op dit gebied lag het initiatief bij de gemeenten, die, zoals eerder vermeld, openbare abattoirs aan de rand van de stad bouwden. Onderzoek naar de vleeskwaliteit werd vergemakkelijkt door de oprichting van aan [[Beghrippenlijst#Abattoir|abattoirs]] verbonden laboratoria.  
 +
 
 +
[[Afbeelding:05_G357_V_2_10.JPG|thumb|335px|left|Leden van de Rijkscommissie van Toezicht van de Vleesvereniging bezoeken de rundvleessnijafdeling van Hartog in Oss. (1916)]]
 +
De Centrale Gezondheidsraad drong vanaf het begin van haar bestaan aan op rijkskeuring van vlees.[[Noten TIN20-3-H2#2-102|<sup>[102]</sup>]]  
 +
De rijksoverheid kon zich door de groeiende omvang van de vleeshandel uiteindelijk niet meer afzijdig houden en ontwierp met het oog op het exportbelang van de landbouw in 1902 een rijkskeurmerk en een nog beperkte Vleeskeuringswet in 1909. De Nederlandse consumenten waren hiermee nog niet beschermd. Intussen steeg het vleesverbruik en daarmee de noodzaak tot voorkoming van vleesvergiftiging, tuberculose en andere ziekten door het eten van besmet vlees. Pas in 1913 diende de regering een ontwerp-Vleeskeuringswet in, die in 1919 door het parlement werd aangenomen.[[Noten TIN20-3-H2#2-103|<sup>[103]</sup>]]  
  
  

Versie op 9 apr 2008 12:45