|
|
Regel 1: |
Regel 1: |
− | | + | De windkorenmolen. Windenergie werd in de windkorenmolen gebruikt om de bovenste van het koppel maalstenen - de loper - aan te drijven. Daarbij waren twee hoofdtypen molens te onderscheiden, namelijk de standerdmolen, waarvan de romp draaibaar is, en de bovenkruier met een vaststaande romp en een draaibare kap. In de bovenkruier, het meest voorkomende type, liep de koningsspil verticaal dwars door de molen en was aan de bovenzijde verbonden met de molenas en wieken, aan de onderzijde met het staakijzer en de loper. Het overbrengingsmechanisme aan de bovenzijde bestond uit een wiel om de molenas (het aswiel) waarvan de kammen grepen in de bonkelaar (of de wieg) om de koningsspil. Aan de onderzijde zat het spoorwiel om de koningsspil. De kammen van het spoorwiel grepen in het rondsel waarvan het staakijzer de spil vormde. In een standerdmolen ontbrak de koningsspil en bijbehorende overbrengingsmechanismen en dreven de kammen van het aswiel direct het rondsel aan. Staakijzer en molenrijn waren de belangrijkste koppelingsstukken tussen het rondsel en de loper. Het staakijzer had aan de voet een klauw die om de molenrijn greep. De molenrijn zat in het steenoog van de loper en kon met deze koppeling de loper in een draaiende beweging brengen. De loper was omgeven door de houten steenkuip, die op zijn beurt rustte op een houten ring (het ringhout) waarin zich de onderste maalsteen (de ligger) bevond. Het geheel lag op een bedding van balken. Bovenop de steenkuip bevond zich het kaar die ruim een zak graan kon bevatten. Van hieruit viel het graan via de schuddebak (ofwel schoe) in het steengat van de loper en verdween tussen de malende stenen. Met de schuddebak was het mogelijk de toevoer te regelen. Het gehele maalproces geschiedde in één doorgang, waarbij het graan gebroken en fijn gewreven werd. Het meel werd naar de buitenomtrek gedreven en meegevoerd naar de uitloop in het ringhout. Het viel vervolgens in de meelkoker, die voerde naar de meelbak op de maalzolder. Onder de meelbak hing een juten meelzak, waarin het meel werd opgevangen. De afbeelding is een doorsnede van een stadskorenmolen. Een bekend type molen op de hogere delen van ons land (vooral op de zandgronden) is de zogenaamde beltmolen. De omloop of balie en de daaronder gelegen zolders en woningen ontbraken bij deze molens. Zij waren gebouwd op een aarden belt of berg. Daarin bevonden zich meestal gemetselde ruimten voor de opslag van graan en meel. |